(door de Russen Kawkaskij Kraj en door de Antieken Sarmatië genoemd) is het gebied in en ter weerszijden van de Kaukasus, tussen de Kaspische en de Zwarte Zee. Het beslaat een oppervlakte van 469 220 km2, met een kustlengte van 1065 km langs de Zwarte Zee en van 978 km langs de Kaspische Zee en met op de smalste plaats een breedte van 535 km.
Het noordelijk gedeelte is een golvende laagvlakte, die de waterscheiding tussen de Zwarte en de Kaspische Zee vormt. Aan de westelijke grens van de Kaukasus, bij de mond van de Koeban, is een slibgrond ontstaan, bekend onder de naam van het schiereiland Kertsj. Aan de oostelijke voet van de Kaukasus steekt het schiereiland Apsjeron met zijn oliebronnen uit in de Kaspische Zee.Op de Kaukasus ontspringen bij de Elbroes en bij de Kasbek twee hoofdrivieren, de Koeban, die naar de Zwarte, en de Terek, die naar de Kaspische Zee stroomt.
Kaukasië wordt door de Kaukasus verdeeld in twee delen: het ten N. liggende gedeelte Cis-Kaukasië en het zuidelijk deel Trans-Kaukasië, waarvan door sommigen het eerste tot Europa, het tweede tot Azië wordt gerekend, daar men de Kaukasus wel als grens van de werelddelen aanneemt. Een veel betere grens levert echter de ten N. van de Kaukasus gelegen Manytsj-vlakte, een laag bekken, vol moerassen en zoutmeren, evenwijdig aan het gebergte van de Zwarte tot de Kaspische Zee lopend. Het klimaat is nogal afwisselend; de noordzijde van de Kaukasus is vooral in de winter koud. De hoeveelheid van de regenval stijgt van O. naar W. van 50 cm tot 140 cm.
H. A. BOMER
Plantenkleed.
Tot goed begrip van de plantengroei is het nodig te overwegen, dat de heersende winden op de Zwarte Zee uit het Westen komen en dan stuiten op twee hoge bergstreken, de Kaukasus en de Anti-Kaukasus, waardoor aan de oostkust twee zeer regenrijke centra, het Colchische en het Pontische, met ca 250 cm regen per jaar, ontstonden. Hier vandaan neemt in alle richtingen de regenval af, en bij Bakoe en de Ararat krijgt men zelfs met een echt woestijnklimaat met minder dan 25 cm regen per jaar te doen.
De sterke regenval schiep te zamen met een gemiddelde jaartemperatuur van 14-15,6 gr. G. in het Colchisch-Pontische gebied een weelderig, loofafwerpend woud van tertiair karakter uit eiken (Quercus robur en sessiliflora), linde (Tilia dasystyla), iep (Ulmus glabia), es (Fraxinus excelsior), esdoorn (Acerps udo-Platanus, campestre en cappadocicum), haagbeuk (Carpinus betulus en orientalis), tamme kastanje (Castanea sativa) en Taxus met veel lianen, zoals de hop (Humulus lupulus), Clematis vitalba, Bitterzoet (Solanum dulcamara), Kamperfoelie (Lonicera caprifolium), Smilax excelsa, Tamus communis, Dioscorea caucasica, de wijnstok (Vitis vinifera), Hedera colchica, Rubus discolor, Calystegia silvatica, ook veel epiphyten, en met een rijke ondergroei, waarin veel altijdgroene soorten, zoals de hulst (Ilex aquifolium), de laurierkers (Prunus laurocerasus), de laurier (Laurus nobilis), Ruscus aculeatus, Buxus sempervirens, Rhododendron ponticum en Rh. luteurn opvallen naast pruikeboora (Coiinus coggygria), Rhus coriaria, Staphylea colchica en Phytolaica decandra. Het reikt tot ca 700 m op de berghellingen, waarboven men een opeenvolging van plantengordels aantreft gelijk die der Alpen (z alpine vegetatie): eerst van 700-1500 m een beukengordel uit Fagus orientalis met niet veel anders dan hulst en laurierkers als ondergroei; dan tot 2100 m een subalpine Coniferengordel uit de gewone den (Pinus sibestris), die het best droogte verdraagt en aldus het verst naar het Oosten doordringt, de vochtlievende Picea orientalis en Abies Nordmanniana, met, op open plekken nabij de boomgrens, een weelderige kruidenflora („Hochstaudenflora”) uit Telekia speciosa, de 2 m hoge Valeriana alliariaefolia en Cephalaria tatarica en de zelfs 3 m halende Mulgedium tataricum en Heradeum Maniegazzianum; ten slotte de alpine vegetatie, die begint met een struikengordel uit de bleekgele Kaukasische Alpenroos (Rhododendron caucasicum) en een zeer oorspronkelijk karakter draagt, wel als gevolg van de steeds geïsoleerde ligging van de Kaukasus. Rondom de voet van het gebergte vindt men bij wijze van overgang naar de steppen een gordel van in verband met het klimaat, dat des winters kouder, des zomers warmer is dan het mediterrane gebied, thermophiele, ’s winters kale struiken, de zgn. submediterrane sibljak-vegetatie, uit Paliurus spina-Christi, soms alleen sibljak-vormend, zoals aan de noordzijde van de Oost-Kaukasusen ten N van Tiflis, Quercus pubescens en Carpinus orientalis als voornaamste soorten, voorts hazelaar, pruikeboom, Rhus coriaria en Jasminum fruticans. Onder de strandplanten van het Colchisch-Pontische gebied vallen op naast een reeks bekende soorten uit Nederland (Blauwe Zeedistel, Zeeraket, Zeewinde, Gele Hoornpapaver en Zeewolfsmelk) Polygonum maritimum en de prachtige Pancratium maritimum.
Wat de cultuurplanten betreft, zij slechts vermeld, dat bij Batoem de bananen rijp worden en men in het woestijngebied bij de Ararat cultures aantreft van rijst en zonnebloem, wijnstok en katoen.
PROF. DR TH. J. STOMPS
Lit.: G. Radde, Grundzüge der Pflanzenverbreitung in den Kaukasuslandem (1899); M. Rikli, Natur- und Kulturbilder aus den Kaukasuslandem und Hocharmenien (1914); B. Plaetschke, in: Handb. d. geogr. Wiss. (1935).
Bevolking.
De bevolking van Cis-Kaukasië bestaat uit Russen, Tsjetsjen, Osseten, Armeniërs en kleine groepen uit andere volken. Landbouw en veeteelt vormen de hoofdbronnen van bestaan; de veeteelt neemt af. De industrie neemt in omvang toe, vooral de petroleum-industrie is belangrijk: de waarde der geëxporteerde petroleumproducten overtreft thans die van de tarwe-export. De petroleum-raffinage is vnl. te Grozny geconcentreerd. Overige belangrijke industrieën zijn de voedingsmiddelenindustrie, de textiel- en de cementindustrie en de fabricage van landbouwwerktuigen. Voor de bevolking van Trans-Kaukasië z Kaukasus volken.
Staatkundige indeling.
In 1918 riepen de Transkaukasiërs de onafhankelijkheid uit; vervolgens vormden zich de zelfstandige republieken Georgië, Armenië en Azerbeidsjan, die in 1920-1921 Sovjet-staten werden en in 1922 zich tot de bond van Sovjet-staten in Trans-Kaukasië aaneensloten, die in Dec. van dat jaar in de Unie van Russische Sovjet-republieken werd opgenomen. De officiële naam was „Transkaukasische Socialistische Federatieve Sovjet-Republiek”, afgekort S.S.F.S.R. Geheel Trans-Kaukasië met de daaronder ressorterende autonome republieken en gebieden heeft een oppervlakte van 184 492 km2 met ca 6 millioen inw. In 1936 viel de bond uiteen in de drie republieken Armenië, Azerbeidsjan en Georgië, die elk voor zich constituerende republieken van de Unie werden. In Noord-Kaukasië (Russisch: Sewero-Kawkaskij-Kraj), dat grotendeels als een Russische gouw werd geconstitueerd, werd in het oostelijk deel de Russische Sovjet-staat Daghestan opgericht. In de gouw Noord-Kaukasië werden als autonome gebieden afgescheiden:
1. dat van de Adige-Tsjerkessen (in 1922);
2. het gebied van de Balkar-Kabardinen (in 1921);
3. het gebied van de Tsjerkes-Karatsjajen (1922);
4. het gebied van de Noord-Osseten (1924);
5. het gebied van de Ingoesjen (1924) en 6. het gebied van de Tsjetsjen (1922).
Het gebied van de Tsjerkes-Karatsjajen werd later gesplitst in een Tsjerkessengebied en een Karatsjajengebied; verder werd er bij Wladikawkas nog een Kozakkengebied gevormd. In 1931 werd de autonome Sovjet-republiek Daghestan ook onder de gouw Noord-Kaukasië gebracht. De gehele gouw Noord-Kaukasië omvat 351 510 km2 met ruim 9 millioen inw. In 1943 werden in de administratieve indeling van Kaukasië wijzigingen aangebracht als gevolg van de houding door sommige nationaliteiten gedurende Wereldoorlog II aangenomen.
H. A. BOMER
Geschiedenis.
Reeds in de Oudheid woonden de voorvaderen der zelfde volkeren in de Kaukasus, die er tegenwoordig nog wonen. Slechts in Georgië intussen ontstond gedurende de Middeleeuwen een grotere en minder primitieve staat. De verbrokkelde volken in Noord-Kaukasië en in de bergen waren meer of minder afhankelijk van de stammen, die de Zuidrussische steppen beheersten (Chazaren, Mongolen, Tataren). Van Constantinopel en Georgië uit breidde het Grieks-Katholieke Christendom zich in West-Kaukasië uit. Azerbeidsjan daarentegen werd sedert ca 800 langzamerhand Mohammedaans. Sedert Peter de Grote’s zegevierende oorlogen tegen Perzen en Turken werd Kaukasië langzamerhand door de Russen veroverd.
In 1774 hadden zij in Noord-Kaukasië de Koeban-Terek-lijn bereikt, in 1796 waren Derbent en Bakoe aan de Kaspische Zee veroverd. Middelerwijl had in West-Kaukasië echter gedurende diezelfde 18de eeuw het Christendom voor het Mohammedanisme moeten wijken. In het begin van de 19de eeuw begon ook de verovering van Georgië en de rest van Trans-Kaukasië, maar toch kon pas na de Krimoorlog de weerstand der onbuigzame bergvolken onder Sjamil door vorst Barjatinskij gebroken worden (1859 Oost-Kaukasië, gevangenneming van Sjamil, 1864 West-Kaukasië, onderwerping der Tsjerkessen). De Russische revolutie van 1917 veroorzaakte chaotische toestanden in Kaukasië, waaruit ten slotte de bolsjewiki zegevierend te voorschijn kwamen; zij stichtten eerst een Transkaukasische federatie van Sovjet-republieken (1922), die echter in 1936 ontbonden werd, toen de drie republieken (Georgië, Armenië en Azerbeidsjan) elk afzonderlijk lid werden van de U.S.S.R.
In 1942 bezetten de Duitsers de noordelijke hellingen van de Kaukasus zonder het petroleumgebied van Grozny te bereiken. De catastrophe van Stalingrad verhaastte in 1943 hun terugtocht.
K. VAN ’T REVE.