noemt men in Zuid-Afrika de strijd, die van 1779 tot 1877 met tussenpozen gewoed heeft in het oostelijk deel van de Kaapkolonie tussen oostwaarts opdringende blanken en westwaarts opdringende Bantoestammen, vnl. Khosa’s.
De negen oorlogen waren slechts verhevigde opflikkeringen van een eeuwenlange strijd tussen blank en zwart om de voortreffelijke weidegronden oostwaarts van de Grote Visrivier, die door gouverneur Van Plettenberg als de oostgrens van de Kaap de Goede Hoop was vastgesteld.De strijd ontbrandde in 1779, nadat de Boeren westelijk van de rivier zeer veel te lijden hadden gehad van invallen der Khosa’s, die vee plachten te roven en boerderijen verbrandden. De Boeren hunnerzijds ondernamen strafexpedities en trachtten het geroofde terug te krijgen. Daarbij ondervonden zij zelden steun van de centrale regering te Kaapstad of van de hoogste ambtenaar in de Oostkaap, de landdrost van Graaff Reinet. De grote fout, zowel van het Nederlandse als later van het Britse bewind aan de Kaap is geweest, dat men nooit een ordelijk beheerde samenleving van zwarten buiten het door de blanken bewoonde gebied heeft weten te scheppen, waardoor alle grensafbakeningen vruchteloos bleken te zijn. Bovendien nam het Compagniesbewind, doch in veel sterkere mate het Britse bewind, veelal de theorieën van Rousseau over de,,onbedorven wilden” ter harte, hetgeen door Britse zendelingen nog werd aangewakkerd.
Toen de Visrivier geen waarborgen voor veilige kolonisatie ten W. er van bleek te bieden trachtte de eerste Britse gouverneur, Lord Somerset, een „neutraal gebied” tussen de Visrivier en de Keiskamarivier te scheppen, waarbij Britse kolonisten (de ,,1820 settlers”) het Kaapse grensgebied moesten versterken.
Met de 6de Kafferoorlog, in 1835, maakte gouverneur D’Urban de Grote Keirivier tot oostgrens, waarbij de provincie Queen Adelaide, tussen Keiskama- en Keirivier werd ingesteld. Intussen was de slappe houding der Britse regering tegenover het Kaffergevaar tot een der oorzaken van de Grote Trek geworden. Na de zgn. „Bijl-oorlog” van 1846-1847 werd het grensgebied, waarin heden ten dage Oost-Londen en King Williams Town liggen, in 1848 als „Brits Kaffraria” tot zelfstandige militaire kolonie verheven. In een 7de oorlog (1850-1853) werden de zwarten ook uit het N. van dit gebied verdreven, waar, met Queenstown als nieuw centrum, de immigratie van blanken nu werd bevorderd.
De Britse gouverneur Sir George Grey heeft eindelijk door een stelselmatig beleid van blanke kolonisatie Brits Kaffraria van militair terrein tot agrarisch gebied weten te maken, waarbij hem de nationale zelfmoord van een groot deel der Khosastam op 12 Febr. 1857 zeer te stade kwam. Reeds in 1865 kon dit grensgebied bij de Kaapkolonie worden ingelijfd.
Nog eenmaal hebben de overblijfselen van de Khosa-stam in 1877 van de Transkei uit getracht het verloren gebied te herwinnen. Zij werden verslagen en voorgoed ontwapend in 1878, terwijl in 1879 Fingoland en Griqualand-Oost bij de Kaapkolonie werden ingelijfd. De blanke had het pleit gewonnen.
PROF. DR M. BOKHORST
Lit.: J. L. M. Franken, Piet Retief se lewe in die kolonie (Kaapstad/Pretoria 1949). Een aantal contemporaine beschrijvingen van Kafferoorlogen door R. Godlonton (Graham’s Town 1836, 1846, 1851).