Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

José maria vargas vila

betekenis & definitie

Colombiaans schrijver (Bogota 23 Juli 1860 - Barcelona 22 Mei 1933), genoot wegens zijn niets en niemand ontziende aanvallen op elke autoriteit en ieder dogma grote populariteit bij de revolutionnairen van Spaans-Amerika; moest daarom ook herhaaldelijk van land verwisselen. In 1898 werd hij consul te Rome voor Ecuador.

In Europa schreef hij vele romans, bitter en polemisch en ongelijk van waarde. Te Parijs redigeerde hij gedurende 25 jaar het tijdschrift Némesis.

Bibl.: Pasionarias (1885, gedichten); Los Providenciales (1895, levensschetsen van Spaans-Amerik. tyrannen); Copos de espuma (1894, verhalen); Politieke werken, o.a.: Los divinos y los humanos (1904); Laureles rojos (1904). Romans: La simiente (1905); La demencia de Job (1915); El Minotauro ^1916); Los discipulos de Emaus (1917); Filosofisch werk: El camino del triunfo (1909); La tragedia de Cristo (1913); La muerte del Condor (1914); Critisch werk: Estudios sobre Rubén Dario (1917). Memoires: Del Alba al Cenit (1860-1900); Diario intimo (1900-1918).

Lit.: Alejandro Andrade Coello, V. V. (Quito 1912); Antonio Gómez Restrepo, La literatura colombiana, in: Rev. hisp. 1918.

< >