Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

José CADALSO Y VAZQUEZ DE ANDRADE

betekenis & definitie

Spaans dichter en essayist (Cadiz io Oct. 1741 - vóór Gibraltar 27 Febr. 1782), werd opgevoed te Parijs. Na reizen door Engeland, Duitsland en Italië kwam hij op zijn 20ste jaar eerst in Spanje terug en werd cavalerie-officier.

Van 1771 tot 1774 lag hij in garnizoen te Salamanca, waar hij gedichten publiceerde onder de naam Dalmiro. Zijn Ocios de mi juventud (1773) bevatten geenszins onverdienstelijke verzen. De voornaamste bronnen van de dichter zijn Villegas en Quevedo. Daarvóór had Cadalso reeds in de trant van het Franse klassieke drama doen opvoeren zijn Don Sancho Garcia, Conde de Castilla (1771).

De Noches lugubres, geschreven bij de dood van zijn maitresse, de actrice Maria Ignacia Ibénez (17461771), de „Filis” van zijn verzen, zijn geïnspireerd op de Night Thoughts van Young. Het is een typisch preromantisch werk. De posthume Cartas marruecas (1793) zijn in verband gebracht met de Lettres persanes (1721) van Montesquieu. Zij vormen het belangrijkste deel van het oeuvre van de auteur.

In deze brieven houdt Cadalso zich met allerlei bezig, o.a. met het probleem Spanje, en de oorzaken van het verval des lands. En dat nog vóór Mariano José de Larra! Van veel minder betekenis dan de nog altijd lezenswaardige Cartas marruecas is de satire in proza, Los eruditos a la violeta (1772), waarin de draak gestoken wordt met de verregaande ijdelheid van sommige Spaanse schrijvers van de tweede helft der 18de eeuw. Op 27 Febr. 1782 sneuvelde hij als kolonel bij het beleg van Gibraltar.Voor het nageslacht is Cadalso vooral een aantrekkelijke en belangwekkende figuur om zijn woest romantisch leven en om zijn Cartas marruecas.

PROF. DR C. F. A.

VAN DAM

Bibl.: Uitgaven v. z. werken: Obras, 3 dln (Madrid 1818); Poesias, in de Bib. de Aut. Esp., dl LXI (Madrid 1869), ed. L. A.

Cueto, marqués de Valmar.

Lit.: E. de la Iglesia y Carnicero, Garda de la Huerta y el coronel Cadalso (Madrid 1889) en de Prólogo van J. Tamayo y Rubio in de uitg. van de Cartas marruecas in de „Clasicos castellanos” (Madrid 1935).

< >