Sir, Engels jurist (Norris ca 1394 - ca 1476), stamde uit een gegoede familie in Devonshire en werd in 1442 een der hoogste rechterlijke magistraten van Engeland: Chief Justice of the King’s Bench. Overtuigd aanhanger van Hendrik VI en het huis Lancaster, werd hij in 1461, in het eerste parlement van de usurpator Edward IV van York, beschuldigd van hoogverraad. Zelf was hij evenwel naar Schotland gevlucht, vanwaar hij in 1463 de echtgenote van Hendrik VI, koningin Margaretha van Anjou, naar Frankrijk vergezelde.
In 1471 keerde hij met haar naar Engeland terug bij het laatste grote tegenoffensief van de aanhangers van Lancaster, die evenwel beslissend werden verslagen in de slag van Tewkesbury (4 Mei 1471). Fortescue werd er gevangen genomen, bood onmiddellijk zijn onderwerping aan en bekwam daardoor algehele vergiffenis (13 Oct. 1471). Hij is vooral bekend door zijn twee werken De laudibus legum Angliae, geschreven ter instructie van de jonge prins Edward, zoon van Hendrik VI (doch pas gepubliceerd onder Hendrik VIII), en The difference between art absolute and a limited monarchy (uitgegeven in 1714; gecommenteerd door Ch. Plummer, The governance of England, 1885), in welke studies hij o.m. handelt over de voordelen van een parlementaire monarchie waarin alle macht uitgaat van het volk, en de vorst enkel een mandaat uitoefent — in zijn tijd nog een volstrekt utopisch ideaal. Zijn kleinere opstellen werden in 1869 uitgegeven onder de titel The works of sir John Fortescue door een afstammeling, lord Clermont.DR L. VOET
Bibl.: De laudibus Legum Angliae, ed. and transl. with introd. by S. B. Chrimes (1942).
Lit.: Max Ad. Shepard,The Political and Constitutional Theory of Sir J. F. in: Essays for Mc Ilwain (1936), blz. 289-320; Lord Clermont, History of the family of F. (2 dln, 1869); F. Grigor, F.’s Commentation of the laws of England (1917); Ernst Heymann, in Zeitschr. f. Rechtsgesch. dl 58 (1938), blz. 615-653.