Engels natuur- en scheikundige (Eaglesfield 6 Sept. 1766 - Manchester 27 Juli 1844), sinds 1793 leraar aan het College te Manchester, is de grondlegger van de moderne atoomtheorie. Hij is de ontdekker van de wet van de „veelvoudige verhoudingen” (multiple proporties), volgens welke de gewichtshoeveelbeden van een element A, hetwelk met een ander element B verscheidene verbindingen kan vormen, in die verbindingen, berekend op dezelfde gewichtshoeveelheid van B, zich steeds verhouden als eenvoudige gehele getallen, zoals bijv. de chlooroxyden: Cl207 ClO2, ClO2 en C2jO. Bij legeringen, zoals Cu6Zna en Cu31Sn8 is echter nauwelijks meer sprake van eenvoudige getallen.
Ook heeft hij zich bekend gemaakt door zijn atoomgewichtsbepalingen en door zijn onderzoekingen over gassen en gasmengsels (wet van de partiële spanningen; wet van Dalton). De nauwkeurigheid van zijn experimenten was, ook met de maatstaf van zijn tijd gemeten, niet zeer groot. Hij ontzag zich echter soms niet de uitkomsten enigszins pasklaar te maken voor zijn theoretische overwegingen. Niettemin was Dalton ongetwijfeld een onderzoeker van grote intuïtieve begaafdheid. Hij gaf ook de grondslag voor een chemisch tekenschrift.
Hij bestudeerde bij zichzelf en zijn broeder de kleurenblindheid, die men naar hem Daltonisme noemt.Zijn belangrijke verhandelingen zijn merendeels te vinden in de Memoirs of the Literary and Philosophical Society of Manchester, in de Philosophical Transactions en in Thomson’s Annals of Philosophy. Op het gebied van de meteorologie heeft hij zich eveneens bewogen, getuige o.a. zijn Meteorological observations and essays (1793, 2de dr. 1834).
Lit.: R. Hooykaas, Chem. Weekblad 44, 339, 409 (1948); J. P.
Millington, John D. (1906).
Wet van Dalton
zegt, dat in een mengsel van scheikundig niet op elkander inwerkende gassen de totale druk gelijk is aan de som van de drukkingen, die ieder gas, in het totale volume alleen aanwezig, zou uitoefenen. Voor verzadigde damp is aldus ook de drukking in een met gas gevulde ruimte dezelfde als in een ledige ruimte. Men drukt dit ook aldus uit, dat de totaaldruk gelijk is aan de som van de partiaaldrukken van de gassen afzonderlijk. Deze wet geldt, evenals die van Boyle-Gay Lussac, streng slechts voor ideale gassen.
Ten gevolge van de wisselwerking van de moleculen bij de reële gassen is meestal de totaaldruk geringer dan deze som, maar bij hoge dichtheden kan ook het omgekeerde het geval zijn. Dit geldt evenzo voor de druk van een verzadigde damp in tegenwoordigheid van een ander gas.