Amerikaans dichter (Puldski, Tenn., 30 Apr. 1888), studeerde aan de Vanderbilt en Oxford Universities, aan de eerste waarvan hij een tijdlang een professoraat vervulde; later aan de Kenyon University. Hij was de voortrekker der Zuidelijke literatuur in de jaren ’20, leidde het tijdschrift The Fugitive te Nashville, waaromheen zich talenten als Allen Tate, Robert Penn Warren en Merrill Moore groepeerden; tevens was hij promotor van een voor Amerika „New Criticism”, gericht op de moderne Engelse en Franse literatuur.
Zijn gedichten onderscheiden zich door een elegant, ironisch intellectualisme met een zuidelijke, balladeske toon. Als redacteur van The Kenyon Review oefent hij grote invloed uit in de V.S.Bibl.: Poems about God (1919); Chills and Fever (1924); Two Gentlemen in Bonds (1927); God without Thunder (1930); The New Criticism (1941); Selected Poems (1945).
Lit.: Alfred Kazin, On Native Grounds (1942).
