Nederlands schrijver en journalist (Middelie 13 Sept. 1841 - Luik 10 Mei 1909), was eerst Ned. Herv. predikant te Berkenwoude, Ingen en Drachten, werd daarna te Amsterdam correspondent-redacteur van Het Vaderland en trad in 1878, samen met Justus van Maurik, op als leider van het weekblad De Amsterdammer (De Groene). Als zodanig deed hij zich kennen als een zeer bekwaam, slagvaardig en ook bezield verdediger en propagandist van de toentertijd zich baanbrekende radicale opvattingen op alle gebieden van maatschappelijk en geestelijk leven.
Later werd hij tevens redacteur van het nieuwe dagblad De Amsterdammer en had de redactie van De Volksstem. Op letterkundig terrein heeft hij zich doen kennen als talentvol toneelschrijver, die met zijn werk, raak en vlijmend spottend, maar toch steeds getuigend van brede en nobele opvattingen, door zijn maatschappelijke critiek op ongezouten wijze velerlei onechtheid, valsheid en wantoestanden te lijf ging. Zijn eersteling, De candidatuur van Bommel (1897; pseud. Doctor Juris), had veel succes en ook volgende stukken, als Tobias Bolderman (1900) en Vier Ton (1901), werden gunstig ontvangen.