Jhr (Groningen 25 Sept. 1858 - 28 Jan. 1913), promoveerde te Groningen in 1885 op proefschrift Het gericht van Selwerd, werd in 1887 commieschartermeester bij het rijksarchief te Groningen, stichtte in 1890 het museum van oudheden voor provincie en stad Groningen en werd in 1892, als opvolger van zijn vader H.O. Feith en derde van de „dynastie” der Feithen, rijksarchivaris in genoemde provincie.
Hij gaf de Groningsche volksalmanak in 1893 opnieuw uit en was er tot zijn dood directeur van. Met S. Muller Fz. en R. F ruin werkte hij samen bij het samenstellen van de bekende Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (1898).Bibl.: De kroniek van Sicke Benninge (1887); Inventaris der rechterlijke archieven der provincie Groningen (1891); Oorkondenboek van Groningen en Drente (2 dln, 1896-1899; met P. J. Blok); Catalogus der archieven der voormalige zijlvestenijen en dijkrechten in de provincie Groningen (1901); met H. Brugmans De kroniek van Abel Eppens tho Equart (in de Werken uitgeg. d. h. Hist. Gen., A’dam, 2 dln, 1911-1912).
Lit.: S. Muller Fz, Jhr. mr. J. A. Feith (Ned. Archievenblad, 1912/1913, blz. 103-106).