(Johol of Dsjehol) is een Chinese provincie van ca 193 000 km2 en met (1947) 2 185 000 inw., gelegen in N.O.-China tussen de Binnenmongoolse provincie Tsachar in het W., de Mantsjoerijse provincie Liauning in het O. en N. en Hopei in het Z. Het is een overgangsgebied van Mantsjoerije naar de Mongoolse steppenhooglanden.
Het is bergachtig (Petsja, 3200 m) en wordt doorstroomd door de Loeangho en de Liauho. Het bergland levert kolen, zilver, goud, lood en ijzer. Bos komt vooral voor in het gebergte in de omgeving van Dolon-nor, waar vroeger de keizerlijke jachtvelden gelegen waren. Het land wordt in het Z. door Chinese boeren bewoond, in het N. door Mongoolse nomaden. De hoofdstad is Tsjeng-te-foe. Tsjifong (Chifong) en Pingtsüen (Pingchüen-chow) zijn belangrijke marktplaatsen.
Japan heeft Jehol in 1934 veroverd en gevoegd bij zijn vazalstaat Mantsjoekwo. In 1945 kwam de provincie onder Chinees-communistisch bestuur.