Nederlands schilder en uitvinder (Gorinchem 15 Mrt 1637 - Amsterdam 28 Mrt 1712), was de leerling van een glasschilder, wiens naam ons niet bekend is. Von Bode meende, dat het misschien Jacob van Ulft was.
Van der Heyden was reeds vroeg werkzaam te Amsterdam. Hij schilderde vooral stadsgezichten en soms ook bospartijen. Tevens maakte hij enkele stillevens. Zijn werken zijn minutieus uitgevoerd en hebben sfeer en stemming. De figuren in zijn schilderijen zijn veelal door anderen er in gezet, meestal door Adriaen van de Velde. Van der Heyden bereisde Belgiè, de Rijnstreek en Engeland. Zijn motieven, ontleend veelal aan het Amsterdamse grachtenbeeld, buitenplaatsen aan de Vecht en Duitse Rijnsteden, hebben soms een allegorische of moraliserende achtergrond.De kunstenaar was tevens uitvinder van de slangbrandspuit en verbeterde de straatlantarens; hij werd te Amsterdam opzichter over beide. Over brandspuiten publiceerde hij een rijk-geïllustreerd boek.
Bibl.: Beschryving der nieuwlijks uitgevonden en geoctrojeerde slang-brand-spuiten (Amsterdam 1690, 2de dr. 1735). Zijn hs. Het licht der lamp-lantaren is gepubl. in het maandblad Het Gas (1913). C. G. ’t Hooft gaf uit: Amst. stadsgezichten van J. v. d. H. (1912).
Lit.: J. C. Breen, J. v. d. H., in: Jaarboek Amstelodamum XI (1913); Von Bode, Die Meister der Holl. u. Vläm. Malerschulen (Leipzig 1923}; Hofstede de Groot, Verzeichnis der Werke der hervorragendsten holl.
Maler (dl VIII, 1923); A. C. v. Eek, J. v. d. H., in: Maandbl. Amstelodamum XXXIII (1937); Idem, Een vervolg op het Brandspuitenboek v. J. v. d.
H., in: Oud Holland LIV (1937); A. R. Kleyn, J. v. d. H., in: Sibbe IV (1944); Martin, De Holl. schilderkunst i. d. 17de eeuw (dl II, 1936).