Nederlands vertaler (Amsterdam 1619/’20 begr. 5 Dec. 1682), zoon van een droogscheerder, was oorspronkelijk glazenmaker van beroep, verkeerde in ontwikkelde kringen (zijn schoonvader was de rekenmeester Sybrandt Hansz. Gardinael), waarin men de werken van Descartes en Spinoza bestudeerde, en vertaalde talrijke werken uit het Frans, later ook uit het Latijn en Italiaans.
Zijn eerste vertalingen waren De deugdelijke vrouw naar L’honneste femme van Jacq. Du Bosc (Amsterdam 1643) en D’Argenis van J. Barclai (Amst. 1643, via het Frans vert., in 1680 uit het Lat.). Hij vertaalde verder o.a. reisverhalen van Marco Polo, historische werken naar Livius, staatkundige geschriften, verzamelbundels als het Toonneel der werreltsche veranderingen (1ste dr. 1648), de Iliaden van Homerus (1654-’58, niet direct uit het Grieks), de Alkoran van Mahomet (1658, via het Frans van Duryer), godsdienstige, zedekundige en wijsgerige geschriften.
De vertaling van vrijwel het gehele oeuvre van Descartes (herdr. in 4 dln 1690’92), van de Opera posthuma en de Tractatus theologico politicus van Spinoza in goed puristisch Nederlands is de kroon geweest op Glazemaker’s vertaalwerk. In 1943 is te Brussel herdr. Descartes’ Redenering van de middel om de reden wel te beleiden, en de waerheit in de wetenschappen te zoeken, door j. H.
Glazemaker vertaalt.DR C. L. THIJSSEN-SCHOUTE
Lit.: M. Boas, Ds Seneca-vert. v. G., in: Het Boek (1919); J. A. v.
Praag, De bron v. G.’s De deugdelijke vrou, in: Neophilologus (1935).