(Geoffroi), veelzijdig Frans rechtshistoricus (Straatsburg 16 Febr. 1846 - Parijs 5 Dec. 1919), volgde in 1883 Ed. Laboulaye op in de leerstoel voor vergelijkend recht en rechtsgeschiedenis aan het Collège de France te Parijs.
Zijn hoofdwerk Les origines de l’ancienne France, Xe-Xle siècles (4 dln., 1886-1917) waarin hij vooral de feodaliteit en de maatschappelijke verhoudingen in het vroegmiddeleeuwse Frankrijk bestudeert, is goed gedocumenteerd en origineel van ideeën en heeft nog veel van zijn waarde behouden. Het vurig anti-Duitse sentiment van deze Elzasser deed hem de Germaanse invloeden geringschatten en in het laatste, tijdens Wereldoorlog I verschenen, deel de sereniteit geheel uit het oog verliezen. Van zijn overige publicaties dienen meer in het bijzonder te worden genoemd die welke gewijd zijn aan de studie van het Romeinse recht tijdens middeleeuwen en Renaissance : Cujas, les glossateurs et les Bartolistes (1883) en Etudes critiques sur l’histoire du droit romain au moyen âge, avec textes inédits (1890).Bibl. o.a.: De la subrogation réelle (1870); La „bonorum possessio” sous les empereurs romains (1870); Etude hist. sur la durée et les effets de la minorité en droit romain et dans l’ancien droit français (1870) ; Strasbourg après le bombardement (1873); Les origines de l’ancienne France (4 dln, 1886-1917) ; Etudes critiques sur l’hist. du droit romain au moyen âge ( 1890) ; Alexandre Pouchkine (1894) ; L’origine historique de l’habitation et des lieux habités en France (1899) ; Essai sur la formation de l’esprit public allemand (1915); Les affinités françaises de l’Alsace avant Louis XIV et l’iniquité de sa séparation de la France (1915).
Lit.: P. André, Notice sur la vie et les travaux de M. J. F. (in: Séances et Travaux de l’Acad. des Sciences morales et politiques, nouv. série LXXXIII, 1923, blz. 173-200); Ch. Bémond, in: Rev. hist. CXXXIII (1920), blz. 185-188.
