Frans toneelschrijver (Le Hâvre 9 Febr. 1794 - Parijs 7 Sept. 1854), wist na tal van vruchteloze pogingen in 1819 een treurspel, Louis IX te doen spelen, dat door de royalisten tegenover de Vêpres Siciliennes van Casimir Delavigne gesteld werd, en dat den schrijver een jaargeld van koning Lodewijk XVIII verschafte. Hij schreef talrijke toneelstukken, o.a. Fiesque (1824), een bewerking van Schiller’s stuk waarmee hij groot succes oogstte, een heldendicht, Marie de Brabant (1825), en enkele opera’s.
Door de Revolutie van 1830 verloor hij zijn jaargeld en zijn betrekking als bibliothecaris bij het Arsenal, zodat hij met het schrijven van vaudevilles in zijn onderhoud moest voorzien. In 1841 werd hij lid der Académie française. Hij publiceerde nog geestig geschreven satiren, Les familières, épîtres en vers (1842). Zijn Oeuvres Complètes verschenen in 1837.Lit.: E. Frère, Ancelot, sa vie et ses oeuvres (Paris 1862).