Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Jacquerie

betekenis & definitie

(1) Franse boerenopstand in 1358, tijdens de Honderdjarige oorlog, waarschijnlijk zo geheten naar een spotnaam voor de boer (Jacques Bonhomme) en niet naar de, veeleer daarvan afgeleide, naam jacque van een boerenkledingstuk. Het was een uiting van wanhoop, veroorzaakt door de heersende anarchie en door de rampen van pestilentie en oorlog die het platteland getroffen hadden, en gericht tegen de ridderschap, die voor het laatste verantwoordelijk werd gesteld en die door haar falen in de slag van Poitiers (1356) zeer aan prestige had verloren.

De opstand brak uit op 28 Mei 1358 bij St Leu in Beauvaisis en breidde zich vandaar uit over een groot gedeelte van Noord-Frankrijk. De voornaamste leider was Guillaume Karle, of Cale, uit Mello in Beauvaisis. Hier en daar sloten ook enkele stedelijke elementen zich bij de Jacques aan. Kastelen werden geplunderd en verwoest, edelen vermoord en allerlei gruweldaden bedreven (Froissart heeft er de Jacques waarschijnlijk meer toegedicht dan zij in werkelijkheid reeds begaan hebben). Met Etienne Marcel, de patricische leider van het eveneens opstandige Parijs, heeft enig contact bestaan (een nog niet geheel opgehelderde kwestie). De edelen, aanvankelijk met schrik geslagen, hebben zich spoedig hersteld.

Een strijdmacht onder aanvoering van korting Karel de Boze van Navarre heeft bij Mello, nadat Karle verraderlijk was gevangen genomen, een grote troep der Jacques verslagen en afgeslacht (10 Juni), waarmee aan ieder georganiseerd verzet een einde was gemaakt. Gedurende twee weken woedde nu een contraterreur, die, volgens de overlevering, aan ca 20 000 boeren het leven heeft gekost.Lit.: S.Luce,Hist.de la jacquerie (2e dr. 1894); J. Flammermont, la Jacquerie en Beauvaisis (in: Revue hist. IX, 1879, blz. 123 vlg.); F. W. N. Hugenholtz, Drie boerenopstanden uit de 14de eeuw (1949)

(2), ook wel soortnaam voor boerenopstanden in het algemeen. In het bijzonder wordt zo soms aangeduid de boerenrevolte van Juli en Aug. 1789 in Frankrijk. Zij verbreidde zich na de bestorming van de Bastille (z Franse Revolutie), als gevolg van een merkwaardige massasuggestie over uiteenliggende delen van het rijk, maar liet de streken waar het grondheerlijke stelsel het krachtigst was (bijv. Bretagne) onaangetast. Het begon met de „grote vrees” (la Grande Peur) voor door de „aristocraten” bezoldigde roverbenden, waardoor de boeren te wapen liepen. Daarna verspreidden zich de meest onwaarschijnlijke geruchten, die geloof vonden.

Het gevolg was gewoonlijk het plunderen en verbranden van kastelen, kloosters en tolhuizen. In de Elzas hadden Jodenvervolgingen plaats. Vele edelen en geestelijken weken uit, en de Nationale Vergadering schafte op 4 en 5 Aug. de meest gehate heerlijke rechten af en stelde de rest afkoopbaar.

Lit.: M. Connard, La Grande Peur en Dauphiné (1902); G. Lefebvre, La Grande Peur de 1789 (1932).

< >