Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jacobus Johannes HARTMAN

betekenis & definitie

klassiek philoloog (Blankenham 14 Febr. 1851 - Leiden 29 Jan. 1924), studeerde te Leiden onder Cobet, van wie hij zijn hele leven lang een bewonderaar en vereerder is gebleven, werd na zijn promotie in 1877 aan het Leids gymnasium eerst als leraar, daarna als conrector verbonden, en in 1891 eveneens te Leiden hoogleraar in de Latijnse taalen letterkunde. Hij was evenzeer Graecist als Latinist.

Hij hanteerde de Latijnse taal zoals slechts weinigen, verwierf meermalen bekroningen voor zijn Latijnse dichtwerken; ook als vertaler van Nederlandse gedichten (de Genestet) in het Latijn toonde hij zijn meesterschap. Veel deed hij ook voor de popularisering der klassieken.Bibl.: De Avondzon des Heidendoms (over Plutarchus) (2 dln, 1910); Beatus ille, een boek voor iedereen over Horatius (1913); Honderd jaar geestelijk leven in den Romeinschen Keizertijd (1918).

Lit.: P. J. Enk, J. J. H., in: Eigen Haard XIV (1916); Mnemosyne, N.S. Lil (1924); Jaarb.

Kon. Ak. v. Wet. (1924)-25); Uitv. biog. door K. H. E. de Jong in Hartman’s Nagelaten Geschriften (1928).

< >