Zwitsers philoloog (Meran 6 Juni 1825 - Innsbruck 17 Sept. 1892), trad in het Benedictijnerklooster Marienberg in de Vintschgau, doch keerde weldra terug in de wereld. Hij werd in 1848 leraar aan het gymnasium te Innsbruck en in 1859 hoogleraar in de Duitse taal en letterkunde aan de universiteit aldaar.
Hij heeft zich verdienstelijk gemaakt door de verzameling sprookjes en andere folkloristische gegevens.Bibl.: Gedichte (1853); Kinder- und Hausmärchen aus Tirol (1852); Kinder- und Hausmärchen aus Süddeutschland (1854); Sagen, Märchen und Gebräuche aus Tirol (1859); Die Alliteration bei mittelhochdeutschen Dichtem (1864); Findlinge (2 dln, 18671870); Das deutsche Kinderspiel im Mittelalter (1868). Uitgaven van König Laurin (1850); Von den heyligen drei Königen (1855); Pluemen der Tugend van Vintler (1874); Tirolische Weistümer (met Inama-Sternegg en Egger, 4dln, 1875-1891).
