Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Humboldtbaai

betekenis & definitie

is de naam van een inham op de noordkust van Nederlands Nieuw-Guinea. De baai, die naar het N.O. is geopend, ligt op ca 30 km van de grens met Australisch Nieuw-Guinea.

Aan de N.W.-oever waar de baai een kleinere inham, met wat grotere diepte dan de hoofdbaai, omsluit, ligt Hollandia, de hoofdplaats van Nederlands Nieuw-Guinea. Overdag waait daar bijna altijd zeewind, in de avond is soms de landwind merkbaar.De KUNST van de Humboldtbaai kenmerkt zich door een opvallende volheid en rondheid van vormen, waardoor de indruk wordt gewekt van evenwichtigheid en rust, verder door het overvloedig gebruik van kleuren (zwart, rood, wit, oker), zulks in tegenstelling met het stijlgebied van de Geelvinkbaai. De kleuren worden meestal in grote vlakken opgebracht. Ook in de (ingesneden of ingebrande) ornamentatie van kalebassen en bamboekokers komt deze evenwichtigheid naar voren. Genoemd moeten verder nog worden: betrekkelijk grote, ongeveer kogelronde potten van aardewerk, waarvan de bodem aan de buitenzijde versierd is met een tekening in wit, zwart, rood en/of oker. De tekeningen zijn een zeer knappe stilering van een visachtig dier, opgebouwd uit scherp getrokken, rechte lijnen, en daardoor van een karakter dat sterk afwijkt van de rest van de kunst uit dit stijlgebied.

De Humboldtbaai-stijl wordt aangetroffen in het kustgebied van even ten O. van de Humboldtbaai tot ongeveer de monding van de Mamberamorivier (Kaap d’Urville) in het W., alsmede de voor dit kustgedeelte gelegen eilandjes. Hoe diep het stijlgebied het binnenland binnendringt is nog onbekend. Van een rechtstreekse beïnvloeding van Indonesië uit valt weinig meer te bespeuren. Wel doet het overvloedige gebruik van kleuren verband vermoeden met meer oostelijke gebieden van Nieuw-Guinea (bijv. Sepik-riviergebied).

Lit.: Nova Guinea, Uitkomsten der Ned. Nieuw-Guinea Expeditie in 1903, dl III, Ethnography and Anthropology by G. A. J. van der Sande (Leiden 1907).

< >