Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Huibert jacobus BUDDINGH

betekenis & definitie

Nederlands Hervormd godgeleerde (Rhenen 19 Jan. 1810 - Goes 16 Nov. 1870), studeerde te Utrecht, nam deel aan de Tiendaagse Veldtocht, werd predikant te Biggekerke, kreeg moeilijkheden wegens de belijdenis, vroeg ontslag, maar werd tegelijk afgezet. Hij ging over tot de Afscheiding, reisde in 1846 naar, en door geheel Amerika, keerde terug en vestigde zich te Goes, waar hij een eigen gemeente stichtte, met enige antieke eigenaardigheden, maar waar de bevolking hem toch als nauwgezet Christen en als weldoener der armen zeer hoog hield.

Men sprak er van Buddinghianen. Zijn stichtelijke werkjes zijn alle vertalingen uit het Engels.Lit.: H. de Cock, Geloofsgetuigenis tegenover de geloofsbelijdenis van H. J. B. (1867); J. H.

Gunning J.Hzn., Leven en arbeid van H. J. B. (1883, 2de dr. 1909).

< >