Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HONKBAL

betekenis & definitie

is een veldsport voor de zomer, welke oorspronkelijk door Nederlandse kolonisten in de V.S. in eenvoudige vorm werd ingevoerd en na daar als baseball zeer populair te zijn geworden hier terugkeerde. Het terrein heeft een afmeting van 75 X 75 m; het eigenlijke speelveld wordt door een vierkant van 27½ x 27½ m gevormd, dat in een der hoeken van het veld is uitgelegd.

Op de hoeken van dit vierkant liggen de honken (platte kussens), met uitzondering van het zgn. thuishonk, waar een rubberplaat ligt. Even voor het snijpunt der diagonalen in de richting van het thuishonk ligt nog een rubberplaat: de werpplaat.Honkbal wordt gespeeld door twee negentallen, de slagen de veldpartij. Acht spelers der veldpartij stellen zich in het veld op: één bij het eerste honk, een ander bij het tweede, een derde bij het derde honk, de werper op de werpplaat en de vier anderen ergens op van te voren afgesproken plaatsen in het veld, waar drie ver buiten het vierkant van 27½ X 27½ m terechtkomen; de negende speler — de vanger — neemt zijn plaats achter het thuishonk in. Met een knuppel, die ruim één m lang is en nergens een grotere diameter heeft dan 7 cm, komt de eerste speler der slagpartij aan slag. Daarvoor stelt hij zich naast het thuishonk op om te trachten de bal, die door de werper over het thuishonk heen gegooid dient te worden, het veld in te slaan; de werper moet er bovendien voor zorgen, dat de bal de speler aan slag tussen knie en schouder passeert. Komt de bal op andere wijze in de richting van de slagman, dan mag deze hem laten passeren. Bij vier op dergelijke wijze verkeerd gegooide ballen heeft hij zelfs het recht rustig naar het eerste honk te gaan. Tot driemaal toe krijgt hij de kans een goed geworpen bal te slaan, want heeft hij ook voor de derde keer gemist en heeft de achter hem staande vanger de door de werper gegooide bal gevangen, dan is hij „uit”.

Doel van het spel is uiteraard zoveel mogelijk punten te maken. Gescoord wordt er, indien een speler der slagpartij er in geslaagd is via de drie honken het thuishonk te bereiken. Dit behoeft niet in één onafgebroken ren te gebeuren, daar de honken als het ware vrijplaatsen zijn, waar de slagman, die honkloper is geworden, niet uitgemaakt kan worden. Dit laatste kan hem nl. overal elders wèl gebeuren, want tracht hij — bijv. wanneer zijn opvolger aan slag de bal het veld in heeft geslagen — een .volgend honk te bereiken en wordt hij door een speler der veldpartij met de bal in de hand getikt, alvorens hij op dit honk is gekomen, dan is hij „uit”. Er zijn nog vele andere manieren, waarop een speler „uit” kan gaan, zo o.a. wanneer hij een vangbal heeft geslagen. Niet alleen het duel van de werper tegen de spelers aan slag, maar ook de voortdurende strijd van de gehele veldpartij tegen de honklopers om dezen te beletten ook maar één honk verder te komen, maakt honkbal tot een zeer levendig spel.

Zijn drie spelers der slagpartij „uit”, dan wordt er gewisseld: de slagpartij trekt het veld in en de veldpartij krijgt op haar beurt de kans om punten te maken. Zijn beide partijen één maal aan slag geweest, dan is één innings beëindigd; de totale duur van een wedstrijd bedraagt 9 innings.

Doordat er met een kleine, harde bal wordt gespeeld (gewicht iets minder dan 1½ ons, omtrek 233 mm), dragen alle spelers der veldpartij een grote, dikke handschoen om zich tegen blessures te beschermen. Bovendien heeft de vanger een masker voor en een body-protector, terwijl zijn handschoen veel groter en dikker dan die der overige spelers is.

Behalve aan enkele enthousiaste officials is het aan enige voetbalclubs te danken, dat honkbal zich in Nederland een vaste plaats heeft veroverd.

M. BREMER

< >