is de naam, gegeven aan een tweetal plantengeslachten uit de familie der Samengesteldbloemigen {Composieten*), te weten: Tussilago L. en Petasites Mill. Het eerstgenoemde geslacht telt slechts i soort, [i]T.
Farfara[/i] L. {Klein Hoefblad), met een grote verspreiding in Europa en Noord-Azië, ook in Nederland, vooral op pas omgewerkte grond, en gekenmerkt door een met wollige schubben bezette bloeistengel met i goudgeel bloemhoofdje en hartvormig-rondachtige, hoekige, van onder witviltige bladeren, die in Apr. verschijnen, als de bloei is afgelopen. Het geslacht Petasites daarentegen, dat 14 soorten op het noordelijk halfrond telt, maakt een bloemtros met een beschubde stengel en veel kleine, paarsrode of witte hoofdjes. Merkwaardig is hier het voorkomen van 2 typen van planten, een met slechts 1 rij vrouwelijke randbloemen en veel 2-slachtige, maar onvruchtbare buisbloemen, een tweede met veel rijen vrouwelijke randbloemen en slechts enkele 2-slachtige in het midden. In Nederland heeft men van dit geslacht vrij algemeen aan waterkanten P. hybridus G.M.Sch. (syn. offidnalis Moench.), het Groot Hoefblad, met roodachtige stengelschubben en bloemkronen en reusachtige, breed-hartvormige, ongelijk getande, van onderen grauwgroene en behaarde bladeren. Het wordt ook veel gekweekt en zo ook P. albus Gärtn, met witte bloemen, uit het Europees middelgebergte, en P. niveus Baumg., gekenmerkt door grote stengelschubben, rossige bloempjes en van onderen sneeuwwit-viltige bladeren, uit de subalpiene bossen der Alpen.