Fries schrijver (Grouw 15 Mrt 1816 - Murmerwoude 13 Sept. 1887), onderwijzer te Doniaga en te Driezum, is een der belangrijkste moralistisch-rationalistische auteurs (volksschrijvers) der igde-eeuwse Friese letterkunde. Hij beoefende vele literatuurgenres, maar toonde zich een meester in het epigram.
In zijn beste werk Frijmitslerij (Dockum 1871) en De nije Wylde Lantearne (It Hearrenfean 1880) is hij meer didacticus dan lyricus. Zijn liederen en kinderlectuur (vert. van H. van Alphen: Litse rimkes, De Hiowere 1852) hebben grote verdiensten.Bibl.: Poëzie: Rymkes foar Friezen (Oppe Joure 1884); Clipsrymkes (Frentsjer 1846); Nije mearstimmige sangen (Dockum 1856). Toneel: De schoall’forsjongerij (Frentsjer 1847). Proza: De wilde lantearne (Dockum 1855); De kaertlizzer (Leauwerd 1856).
Lit.: G. A. Wumkes, Bodders (Boalsert 1926); Idem, in: Frisia 1936, 63; J. Piebenga, Koarte skiednis (Dokkum 1939); A. Wadman, Frieslands dichters (Leiden 1949, p. 16).
