bij de Grieken de Zonnegod. Hij wordt voorgesteld als zoon van Hyperion en van Theia en broeder van Selene (de maan) en Eos (de dageraad).
In de Griekse wereld is hij nooit tot sterk aanzien gekomen. Vereerd werd hij (vermoedelijk onder Oosterse invloed) te Korinthe en vooral op Rhodos, waar hij de hoofdgod was, en dat voor hem uit de zee zou zijn opgerezen, toen bij de verdeling der wereld hem niets werd toegekend (Pindarus, 7de Olympische Ode). Daar hij „alles ziet en hoort”, zwoer men bij hem. Hij werd vooral gedacht als menner van 4 paarden, staande op een zonnewagen, het hoofd omgeven met een stralenkrans. Later stelde men hem gelijk met Apollo. Vooral witte paarden werden hem geofferd.
De Romeinen noemden hem Sol. In de latere keizertijd werd Helios-Sol, onder invloed van de Oosterse astrologie, de hemelgod, die de loop der planeten en daarmede het gehele wereldgebeuren regelt. Als Sol Invictus (de onoverwinnelijke zon) was de Baal van Emesa aan de Orontes onder keizer Heliogabalus, oorspronkelijk zelf een Syrisch priester, 3 jaar lang de hoofdgod van de Romeinse staat. Onder dezelfde naam werd tijdens keizer Aurelianus de Baal van Palmyra te Rome vereerd met feesten op 25 Dec. (volgens de kalender van Caesar de kortste dag) als geboortedag van de zon. Nog in de filosofie van Julianus de Afvallige nam Helios een centrale plaats in.Lit.: F. Cumont, La théologie solaire du paganisme romain (Paris 1909); F. Altheim, H. und Heliodor von Emesa, Albae vigiliae XII (Amsterdam 1942); K. Kerenyi, Vater Helios, Eranos Jb. 1943, p. 81-124.