Duits architect (Kuckädel bij Crossen 17 Febr. 1699 - Berlijn 16 Sept. 1753), werd opgeleid tot officier, maar nam op 30-jarige leeftijd ontslag en maakte in 1736 een architectonische studiereis naar Italië. In 1740 werd hij Oberintendant der Schlösser und Gärten.
In Berlijn is zijn voornaamste werk de opera Unter den Linden (17411743), die echter herhaaldelijk verbouwd werd. In dezelfde tijd (1740-1741) bouwde hij de oostvleugel van het slot te Charlottenburg. Het door hem gebouwde Sanssouci (1745-1747) te Potsdam schijnt naar schetsen van Frederik de Grote zelf ontstaan te zijn. Te Potsdam bouwde hij de Neustädter Tor, het Kommandeurshuis, het Lazareth en de Stal van de lijfgarde, de Franse kerk (1752) en vele woonhuizen. Ook ontwierp hij de tuinen te Potsdam.Lit.: W. v. Knobelsdorff, G. W. v. K. (1861); L. Grote, Das Stiftsschloss zu Mosigkau ein Werk K.’s, in: Kunst u. Künstler XXVIII (i929/’3o); A. Streichhan, K. und das Friderizianische Rokoko (1932).