Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HALLIGEN

betekenis & definitie

groep kleine eilanden in de Husumbaai, aan de Sleeswijkse Waddenkust, zijn overblijfselen van de marsgronden, die in de plaats van uitgestrekte venen tussen het vasteland en de grotendeels verwoeste duinketen door het zeewater afgezet, en daarna weer vernietigd worden. De nog bestaande Halligen, waarvan Oland, Langenesz, Nordmarsch, Gröde, Habel, Hamburger Hallig, Hooge, Norderoog, Süderoog en Südfall de voornaamste zijn, bezitten goede weiden.

De gezamenlijke oppervlakte bedraagt ca 25 km2 met ca 582 bewoners. Daar de Halligen dikwijls aan overstromingen zijn blootgesteld, heeft men de huizen op hoogten („Warfen” of „Werften”) van 4-5 m gebouwd. In de dorpsvijver (Fehting) wordt al het regenwater van de Hallig verzameld. Alle grond is gemeenschappelijk bezit en wordt elk jaar als hooi- of weiland verdeeld. Veehouderij en visserij vormen de middelen van bestaan. De bewoners (Halligleute} zijn Noord-Friezen en onovertroffen zeelieden.. Verschillende Halligen zijn in de loop der 20ste eeuw met het vasteland verbonden.Lit.: F. Müller, Das Wasserwesen an der Schleswig-Holsteinische Nordseeküste, Bd l: Die Halligen (1917); E.Schmid, Die Hallig-Inseln (1933); Th. Möller, Die Welt der Halligen (1924); F. Müller, Die Halligen (2 dln, 1927); H. Koehn, Die Nordfriesischen Inseln (1939).

< >