Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Gustav NOSKE

betekenis & definitie

Duits politicus (Brandenburg 9 Juli 1868 - Hannover 29 Nov. 1946), oorspronkelijk houtbewerker, was sedert 1906 sociaaldemocratisch lid van de Rijksdag. Begin Nov. 1918 kreeg hij van het kabinet-Max von Baden de opdracht de muiterij der matrozen in Kiel te gaan sussen.

Hij slaagde daarin door zich „aan het hoofd van de beweging te plaatsen” en een vrijkorps van officieren en onderofficieren samen te stellen. Zo werd Noske, een realistisch man uit het volk, de bij uitstek geschikte hersteller van de orde. 28 Dec. 1918 werd hij Volkscommissaris en sloeg met behulp van restanten van het oude leger en van vrijkorpsen de communistische oproeren van Jan. 1919 in Berlijn neer. In Febr. 1919 werd hij minister van Oorlog en legde als zodanig de grondslagen voor de wederopbouw van de Rijksweer. Na de Kapp-putsch moest hij aftreden (Mrt 1920), waarna hij Oberpräsident der provincie Hannover werd. In het voorjaar van 1933 ontsloeg de nat.-soc. regering hem als zodanig. Na de aanslag op Hitler van 20 Juli 1944 werd Noske gearresteerd. Hij bleef nu gevangen tot de overwinnende Geallieerden hem bevrijdden.Bibl.: Kolonialpolitik und Sozialdemokratie (1914); Von Kiel bis Kapp (1920); Wie ich wurde (1919).

< >