IJslands schrijver (Valthjófsstadhur, in Fljótsdal, 18 Mei 1889), gaf reeds op 17-jarige leeftijd twee kleine dichtbundels uit: Vórljódh en Módhurminning. Het volgende jaar (1907) bezocht hij de volkshogeschool te Askov in Denemarken en publiceerde sindsdien in 1911 een bundel Digte in het Deens. Daarna publiceert hij zijn werken uitsluitend in het Deens.
Zijn grote bekendheid kreeg hij eerst door de familieroman Af Borgslægtens Historie (4 dln, 1912-1914). In zijn romans behandelt hij in hoofdzaak het leven op het huidige Ijsland.Bibl.: Livets Strand (1915); Varg í Veum (1916); Drengen (1917); Edbrødre (1918); Salige ere de enfoldige (1920); Dyret med gloriën (1922); Den glade gaard (1923); Leg med Straa (1923); Skibe paa Himlen (1925); Natten og Drømmen (1926); Den uerfarne Rejsende (1927); Hugleik den Haardtsejlende (1928) ; (de laatste vijf te zamen vormen een vert.v.e. biograf.rom. cyclus); En Dag tilovers og andre Smaahistorier (1928); Svartfugl (1929) ; Rævepelsene (1930); Vikivaki (1932) en De blindes Hus (1933).