Spaans dichter, essayist en literair criticus (Manresa, prov. Barcelona 1909), studeerde rechten en letteren aan de Universiteit van Barcelona.
Hij is een Catalaan, die echter èn in het Spaans èn in het Catalaans publiceert. Hij doceert thans Spaanse taal en letterkunde aan de Universiteit van Barcelona. Als literair criticus heeft hij zich allereerst beziggehouden met Rubén Dario. Zijn Rubén Dario, la vida, la obra: notas criticas (1930) is, ofschoon een jeugdwerk, nog altijd zeer lezenswaardig. Vervolgens wijdde Diaz-Plaja zich aan onderwerpen uit de oudere en nieuwere Spaanse letteren en uit de Spaanse romantiek. Streeft hij als criticus angstvallig naar de analyse, als essayist verstout hij zich tot een synthese te geraken.
Van zijn bundels essays vermelden we El arte de quedarse solo y otros ensayos (1936) en La ventana de papel (1939). In het Primer cuaderno de poetas (1941), Carmen Granadi (1945) en Intimidad, poesia (1946) ten slotte heeft hij zich als een fijnzinnig dichter doen kennen. Aan de criticus Diaz-Plaja danken we een uitstekende historie van La poesia lirica espanola (1937, herdrukt in 1948). Zijn Introducción al estudio del Romanticismo espanol (1936) verwierf de „Premio Nacional de Literatura 1935” en werd in het Duits vertaald (1944). De drie essays die El espiritu del barroco (1941) vormen, werden in Spanje veel besproken. Als rechtgeaard Spanjaard is ook Diaz-Plaja een onverbeterlijke polygraaf.
De volledige lijst van zijn publicaties telt reeds meer dan vijftig items, terwijl de auteur nog geen veertig jaar oud is. Ten slotte noemen we zijn laatste critische studie over Federico Garcia Lor ca (1948).PROF. DR C. F. A. VAN DAM
Bibl.: G. D.-P., Ensayos escogidos, Madrid (Aguilar) met een ,,Ficha biografica y bibliografica” van de auteur, vóór in het boek.