Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Guillaume-victor-emile AUGIER

betekenis & definitie

verdienstelijk Frans toneelschrijver, kleinzoon van den schrijver Pigault-Lebrun (Valence, Drôme 17 Sept. 1820 - Croissy bij Parijs 25 Oct. 1889), verwierf met zijn eerste toneelstuk, een blijspel, La ciguë (de gifbeker, 1844), waarin de bekering behandeld wordt van een Atheens mensenhater door de onzelfzuchtige liefde van een mooie slavin, grote bijval. Het opende hem terstond de poorten van het Théâtre-Français, waar zijn hoofdwerken: L'aventurière (1848) en Gabrielle (1849) werden opgevoerd.

Al deze stukken zijn, evenals het later nog voor Rachel geschreven, half-historische toneelstuk Diane (1852), verder Philiberte (1853), La jeunesse (1858) en Paul Forestier (1868) in verzen geschreven. De critiek, voor het grootste deel in handen van romantici als Th. Gautier, Vacquerie enz., kon het met de afgemeten toon en de burgerlijke moraal van Augier niet vinden, en noemde de door hem ingeslagen richting spottend ,,l’école du bon sens”. Augier had zich intussen geheel aan moderne onderwerpen gewijd en leverde een reeks van stukken in proza, waarin hij de verkeerdheden en gebreken van zijn tijd aan de kaak stelde.Deze drama’s zijn: Le gendre de Monsieur Poirier (met Jules Sandeau, 1854), dat een schildering van de tegenstelling der verschillende standen is en nog op het répertoire van het Théâtre-Français voorkomt; Les effrontés (1861), een satire op de geldgierigheid, genotzucht en gewetenloosheid van zijn tijdgenoten. Ten slotte Le fils de Giboyer (1862), een voortzetting van het laatstgenoemde stuk, waarin de huichelarij en de zucht tot ruzie van de geestelijkheid het ontgelden moeten. Dezelfde morele gestrengheid ontwikkelde Augier in La contagion (1866), in welks avontuurlijken held geheel Parijs den hertog de Morny herkende, en in Lions et renards (1869). Zijn meesterwerk is Les Fourchambault (1878), waarin een natuurlijke zoon zijn vader redt van schande en ondergang en den echten zoon door zijn edele handelwijze verootmoedigt. Met dit stuk nam Augier afscheid van het toneel; hij leefde voortaan teruggetrokken, op zijn lauweren rustend. Men bezit van hem ook nog een opera: Sappho (1851), waarvan Gounod de muziek schreef, en een bundel Poésies Complètes (1852). Zijn drama’s verschenen in 7 dln als Théâtre complet (1889).

Lit.: P. Morillot, Emile Augier (1901) ; R. Doumic, De Scribe à Ibsen (Essais sur le Théâtre Contemporain) (1896) ; H. Gaillard De Champris, Emile A. et la comédie sociale (1911); George Macon, Le duc d’Aumale et E. A. (1929); Fr. Werner, Die Entwicklung E. A.’s bis zu seinen Sittendramen (1931).

< >