in het Arabisch Wadi-al-Kebir (Grote Rivier), de Baetis der Ouden, de kortste der 5 hoofdrivieren van Spanje, maar na de Ebro de belangrijkste, wegens haar bevaarbare benedenloop, ontspringt aan de N.W.-helling der Sierra del Pozo en stroomt eerst N.O.-waarts en wendt zich bij de bedevaartplaats Nuestra Señora de Fuensanta naar het W. Versterkt door de Guadiana menor en de Guadalimar, die haar in lengte en in rijkdom van water overtreffen, stroomt zij langs Andujar naar Montoro, waar zij door de voorgebergten der Sierra Morena in een sterk kronkelende rotskloof breekt en hier en daar stroomversnellingen vormt.
Vandaar loopt zij langs Córdoba, Cantillana, Sevilla en Coria. Reeds boven Cantillana maakt zij aanzienlijke bochten en beneden die stad zijn haar kronkelingen nog veel sterker. 8 km beneden Coria verdeelt zij zich in 2 armen; een van deze splitst zich nogmaals in 2 takken, die de eilanden Isla Mayor (140 km2) en Isla Menor (55 km2) vormen en zich daarna weer verenigen. De westelijke arm heet Brazo de la Torre, de oostelijke Brazo del Este, terwijl de middelste (voor grote schepen bevaarbaar) de naam Brazo del Medio draagt. Ca 22 km boven de mond verenigen zij zich weer, zodat de rivier aldaar een aanzienlijke breedte verkrijgt. Bij San Lucar de Barrameda wendt zij zich naar het W. en mondt bij Chipiona met een breedte van 4 km in de Golf van Cadiz uit. Vrij grote schepen kunnen langs de rivier Sevilla bereiken.
Zij heeft een lengte van 600 km en een stroomgebied van 55 990 km2. Haar belangrijkste zijrivieren zijn op de rechteroever de Guadalimar met de Guardameno, de Rio de la Campana, de Jandula, de Guadiato en de Huelva Ribera, op de linkeroever de Guardiana Menor, de Rio de Jaen, de Guadajoz, de Genil, de Carbones en de Guadaira.