(scheepvaart), gewoonlijk houten schot dat, vóór het laden van gestort graan of zaden in de ruimen, in het vlak van kiel en stevens wordt aangebracht en van bodem tot dek en van dek tot dek doorloopt. Bij een lading gestort graan kan bij slecht weer gevaar voor de stabiliteit ontstaan door het overgaan van de lading.
Het is nl. gebleken, dat bij een goed volgestuwd ruim het graan 5 pct van de diepte van het ruim kan bijzakken, waardoor een groot vrij oppervlak kan ontstaan. Om dit oppervlak te verkleinen worden door de Schepenwet zgn. gevelingen of gevelingsschotten voorgeschreven. Deze moeten graandicht zijn en voorzien van vulstukken tussen de dekbalken.