is de naam van een plantenfamilie uit de groep der Sympetalen, verwant met de Scrophulariaceeën, met noo soorten, vnl. in de warmere gewesten, kruiden en houtgewassen, veelal epiphyten, met tegenovergestelde, vaak ongelijke, gaafrandige of getande bladeren en grote, alleen of in cymeuze bloeiwijzen staande ornithogame of entomogame, 5-tallige, 2-slachtige, zygomorphe bloemen met 4 of 2 meeldraden, welker helmknoppen 2 aan 2 aan elkaar kleven, soms nog met 1 -3 staminodiën en een boven- tot onderstandig, 1-hokkig vruchtbeginsel met 2 wandstandige zaadlijsten met talrijke kleine zaadknoppen en met i stijl met een knopvormige of 2-lobbige stempel, wordend tot een bes of doosvrucht met veel kleine zaden. Merkwaardig zijn bij verschillende geslachten de katjesachtige, beschubde rhizomen; andere hebben knollen.
De bloemen zijn vaak prachtig gekleurd, vuurrood, roodgeel enz., waarom vele soorten sierplant werden, vnl. voor de warme kas. Al naar het vruchtbeginsel boven- of onderstandig is, wordt deze familie verdeeld in twee onderfamilies, de Cyrtandroideae en de Gesnerioideae, aldus genoemd resp. naar het, met 180 struikachtige soorten vooral op de eilanden van de Indische en Stille Oceaan voorkomende geslacht Cyrtandra Forst, gekenmerkt door 2 vruchtbare meeldraden en een besvrucht, en het geslacht Gesneria L., vnl. in West-Indië 35 soorten tellend, meest knolgewassen met fraaie, veelal fluweelachtige bladeren en grote, eindelingse bloemtrossen, waarvan vooral de soort G. cardinalis Lehm., met schitterend rode bloemen, veel gekweekt wordt.Verdere meer bekende geslachten der eerste onderfamilie zijn: Saintpaulia Wendl., met 3 soorten in tropisch Oost-Afrika, overblijvende kruiden met een bladrozet, bloemen met 2 meeldraden en een septicide doosvrucht, waarvan S. ionantha Wendl., het zgn. Usambara-viooltje, vaak als sierplant gezien wordt; dan het geslacht Streptocarpus Lindl., genoemd naar de gedraaide vruchten, met 50 soorten in Afrika en op Madagascar.
Tot de tweede onderfamilie, de Gesnerioideae, alle met doosvruchten en te vinden in tropisch Amerika, behoren o.a. nog: het geslacht Sinningia Nees., met 20 soorten, knolgewassen met korte stengels en alleen of met meer in de bladoksels staande grote bloemen, daaronder S. speciosa (Lodd.) Bth. et Hook., uit Brazilië, de bekende sierplant, die ten onrechte Gloxinia wordt genoemd; het echte geslacht Gloxinia l’Hérit., dat knollen ontbeert en met 6 soorten voorkomt van Brazilië tot Mexico; het verwante geslacht Achimenes P.Br., dat met 25 soorten eveneens voorkomt van Brazilië tot Mexico, prachtige plantjes met beschubde rhizomen en rode tot blauwe bloemen, w.o. verscheidene sierplanten.
Vermeldenswaardig is nog, dat ook in Europa 2 geslachten van Gesneriaceeën groeien, verwant met Saintpaulia, maar met 5 resp. 4 meeldraden in de bloemen, nl. Ramondia Rich., met 3 soorten: 2 in Servië en 1, R. pyrenaica Rich. (syn. R. Myconi Reichb.), in de Pyreneeën; en Haberlea Frivald, met de soort H. rhodopensis Frivald op het Balkanschiereiland. En ten slotte, dat de Gesneriaceeën ook enkele bomen omvatten, zo de soort F. africana Cunn. van het met Cyrtandra verwante geslacht Fieldia Cunn., uit West-Afrika, die het zgn. Afrikaanse teakhout levert.
PROF. DR TH. J. STOMPS.