Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Gerrit besselaar

betekenis & definitie

Nederlands taalverbreider in Zuid-Afrika (Rotterdam 12 Juni 1874 ’s-Gravenhage 15 Jan. 1947), was onderwijzer achtereenvolgens in Nederland, Rusland en Engeland, waarna hij in 1903 naar Zuid-Afrika vertrok. In Bloemfontein, en sinds 1905 in Pretoria, doceerde hij Nederlands en moderne talen.

Tevens studeerde hij verder aan het Transv. Univ. Kollege te Pretoria, waar hij zijn M.A.-graad behaalde en tegelijk sedert 1908 Nederlands doceerde. Hij doctoreerde in Gent (1913) op proefschrift Zuid-Afrika in de Letterkunde.Intussen was hij in 1910 benoemd tot eerste hoogleraar in Nederlands te Pieter Maritzburg, een post die hij tot 1930 bekleedde. Hier werd hij de stichter en de ziel van de gehele Afrikaanse taal- en cultuurbeweging in het sterk Engelsgeoriënteerde Natal. In 1917 stichtte hij er de ,,Saamwerk-Unie van Natalse vereniginge”, die er nog steeds op de bres staat voor een bewust Afrikaans cultureel leven, en in 1920 de „Organisasie van Hollandse Taalvriende in Natal”, die er sindsdien de banier van beide, Afrikaans en Nederlands, heeft hooggehouden.

Ook toen zijn gezondheid hem dwong Natal te verlaten heeft hij geen otium cum dignitate mogen genieten: In 1930 en 1931 doceerde hij Afrikaans aan de Friedrich-Wilhelm Universiteit te Berlijn. In 1933, nadat hij zelf de stoot had gegeven tot de oprichting van de eerste bijzondere leerstoel voor Afrikaans in Nederland, liet hij zich overhalen voor drie jaar deze post zelf te bekleden aan de Gem. Universiteit van Amsterdam, totdat er in Zuid-Afrika een geschikte opvolger was gevonden in de voortreffelijke dr Elisabeth Conradie (gest. Amsterdam 1939). Ook daarna diende hij op congressen en op talrijke wereldreizen de belangen van de Afrikaanse cultuur. Hij was tevens een vooraanstaand Calvinistisch kerkman en publiceerde vele studies over Afrikaanse en Nederlandse culturele onderwerpen.

PROF. DR M. BOKHORST

Lit.: G. S. Nienaber, Honderd jaar Hollands in Natal (Pretoria 1933); G. Besselaar, Sestig jaar belewenis van Dietse kuituur (Pretoria 1941; een autobiografie).

< >