Iers-Engels R.K. godgeleerde (Dublin 6 Febr. 1861 - Storrington, Sussex, 15 Juli 1909), uit Calvinistische ouders geboren, ging onder invloed van Newman’s geschriften in 1879 over tot het katholicisme, werd 2 jaar later Jezuïet en doceerde 1894-’g6 moraaltheologie aan de scholastieken van het Jezuïetencollege te Stonyhurst. Het anoniem laten circuleren van modernistische geschriften onder zijn vrienden werd oorzaak, dat hij in 1906 uit de orde verwijderd en gesuspendeerd werd.
Hierop volgde in 1907 door zijn actie tegen de encycliek Pascendi dominici gregis van Paus Pius X over de leer der modernisten de excommunicatie. Als mysticus legde hij sterk de nadruk op het gevoelselement in de godsdienst en als modernist waren alle beweringen van mannen als Loisy e.a. hem heilig. Hij stierf onverzoend met de Kerk.Bib.: Nova et vetera (1897); Hard Sayings (1899); The Faith of the Mulhions (1901); Lex orandi (1904); Lex credendi (1906); Through Scylla and Charybdis (1907); Mediaevalism, a Reply to Cardinal Mercier (1908); Christianity at the Cross Roads (1909). Zijn brieven werden in 1920 uitgegeven door M. D. Petre.
Lit.:M. D. Petre, Autobiography and Life of G. T. (1912); A. Loisy, G. T. et Henri Bremond (Paris 1936); J. Stam, G. T., diss. Utrecht (1938); J. Lewis May, Father T. and the Modernist Movement (London 21938); J. A. Laubacher, Dogma and the Development of Dogma in the Writings of G. T. (Louvain 1939).