Duits economist (Giessen 7 Mrt 1842 - Darmstadt 20 Febr. 1926), werd in 1867 directeur van het statistisch bureau van Leipzig. Van 1874-1918 was hij hoogleraar in de economie en statistiek in Straatsburg.
Hij kan tot de historische school worden gerekend en heeft als economist de meeste belangstelling getrokken met zijn Staatliche Theorie des Geldes (1905, 4de dr. 1923), waarin hij zich in de strijd tussen de nominalistische en metallistische richting uitsprak ten gunste van de eerste. Volgens Knapp ontleent het ruilgeld zijn hoedanigheid aan een uitspraak (proclamatie) van de Overheid. Hierdoor krijgt het „gelding”, wordt het tot wettig betaalmiddel, een zienswijze, waarin het juridische element overheerst. Knapp erkent, dat in bepaalde gevallen ook om andere redenen iets tot geld kan worden, waardoor zijn theorie aan waarde inboette.C. VAN DEN BERG
Bibl. (voorn. werken) : Theorie des Bevölkerungswechsels (1874) Î Die Bauernbefreiung und der Ursprung der Landarbeiter in den älteren Teilen Preuszens (1887); Die Landarbeiter in Knechtschaft und Freiheit (1891) ; Grundherrschaft und Rittergut (1897) , Einführung in einige Hauptgebiete der Nationalökonomie (München 1925); Ausgew. Werke (3 dln, München i925-27).
Lit.: G. F. K. ein liter. Bildnis, suppl. bij Wirtschaftsdienst IX (1922); M. Palyi, Der Streit um die staatl. Theorie des Geldes (1922); F. Gutmann, G. F. K., in: Jahrb. f. Nat.-Ök. und Statistik (1926); H. S. Ellis, German Monetary Theory 1905-’30 (Cambridge, Mass. 1934).
