Duits dichter (Neurenberg 5 Mrt 1800 - Würzburg 13 Dec. 1875), was leraar te Neurenberg, maar werd wegens ziekte reeds in 1830 gepensionneerd, schreef behalve literaire ook een aantal godsdienstfilosofische werken, die tegen het Christendom gericht waren. Later (1858) ging hij echter tot het Katholicisme over.
Hij gaf zich veel moeite voor de opheldering van het Caspar Hauser-mysterie.Bibi.: Der Feuer- und Molochdienst der Hebräer (1842); Die Geheimnisse des christlichen Altertums (2 dln, 1847); Religion des neuen Weltalters (3 dln, 1850); Meine Konversion (1859); Das Christentum und seine Urheber (1864) ; Der Nürnberger Find ling (1872) ; Das Wunder (1874). Poëzie: Bellina (1837) ; Glorie der heil. Jungfrau Maria (1841; onder pseud. Eusebius Emmeran) Hafis (1846); Mahomed (1848); Gesammelte poetische Werke (d.
L. Hirschberg, 1924, vlgg.).
Lit.: M. Birkenhihl, G. F. D. (1905); H.
Estelberger, G. F. D. und die westöstliche Dichtung (1920); H. Kern, Von Paracelsus bis Klages (1942).
