Het geloof in geestverschijningen, d.w.z. het op de een of andere wijze waarneembaar worden van de geesten van gestorvenen, is zo oud als de wereld. De meeste primitieve volkeren geloven dat deze geesten zich in de droom aan de nog levenden kunnen openbaren.
Speciaal begiftigde personen, geestenzieners zouden ze ook daarbuiten, al of niet in trance, kunnen waarnemen, of zelfs oproepen en voor anderen zichtbaar maken. Dit laatste wordt ook beweerd van de mediums der spiritisten.In vele gevallen mogen hallucinaties, waandenkbeelden, bijgeloof als voldoende grond voor het geloof in geestverschijningen worden aangenomen. Dat er nochtans ook andere, meer objectief geldige oorzaken voor dit zo algemeen verspreide, ook in Nederland nog geenszins verdwenen geloof bestaan, wordt bewezen door de verschijnselen, die zich bij vele spiritistische mediums voordoen. Door de moderne parapsychologie zijn een aantal phaenomenen onweerlegbaar vastgesteld, die door de spiritisten als manifestaties van overledenen worden opgevat, terwijl de parapsychologen in het merendeel der gevallen aan een andere (animistische) verklaring de voorkeur geven. In elk geval moeten dergelijke verschijnselen als de eigenlijke oorzaak van het zo algemene geloof in geestverschijningen worden opgevat (z parapsychologie, spiritisme, spookverschijnselen, materialisaties en Swedenborg).