Italiaans dichter (Siena na 1250 - ong. 1312), leerde waarschijnlijk in de slag bij Campaldino (11 Juni 1288) Dante kennen, met wien hij enige venijnige sonnetten gewisseld heeft. Om dezen zijn verwijt van parasitisme te vergelden, werpt hij Dante het aanvaarden van de gastvrijheid der grote Lombardische heren voor de voeten.
Daarmee eindigt de poëtische correspondentie en tevens de vriendschap dezer twee zo totaal verschillende naturen. Angiolieri’s Canzoniere (150 sonnetten) weerspiegelt geheel zijn losbandig maar tevens diep ongelukkig leven, beheerst door een onwaardige liefde voor zeker vrouwspersoon, Becchina. Het bekendste van zijn sonnetten is dat, waarin hij zijn haat tegen zijn gierige ouders uitspreekt. Hij is de meest persoonlijke der Italiaanse komisch-lyrische dichters der I3de-I4de eeuw. Om zijn leven als galgebrok en ook om zijn werk heeft men hem wel „den Italiaansen Villon” genoemd. De moderne toneelschrijver N. Bernini heeft hem tot hoofdfiguur van zijn toneelstuk II Beffardo gemaakt.MR H. VAN DEN BERGH
Lit.: A. d’Ancona, Studi di Critica e Stor. lett. (Bologna 1912); F. S. Mascia, C.A. (Milano 1933).