Spaans staatsman, geleerde en dichter (Gijón 5 Jan. 1744 - Vega de Navia, Asturië, 27 Nov. 1811), bekleedde magistraatsbetrekkingen eerst te Sevilla, later te Madrid, werd, toen zijn vriend en beschermer Cabarrús viel, tijdelijk naar Asturië verbannen, was daarna korte tijd minister. Ten slotte werd hij lid van de opstandige Junta Central del Reino.
Zijn belangrijkste economische geschrift is het lijvige Informe sobre la ley agraria (1795). Veel van de daarin ontwikkelde stellingen zijn in de laatste jaren weer geponeerd en enige zijner voorstellen op agrarisch gebied worden thans uitgevoerd.Als lyrisch dichter behoorde hij tot de school van Salamanca. Onder zijn bentgenoten was hij bekend als Jovino. Hij schreef letrillas, romances en idilios en ook satiren en epistels in verzen. Onder deze laatste wordt de Epistola de Fabio a Anfriso nog steeds terecht geroemd.
Bibl. (teksten): Obras publica da séinéditas, ed. O.Nocedal, 2 din (Madrid 1858-1859), in de Bibl. de Aut. Esp., t. XLVI en L; Escritos inéditos de J., ed. J. Somoza de Montsoriu (Madrid 1891); La Satire de J. contre la mauvaise éducation de la noblesse (1787), ed.
A. Morel—Fatio (Bordeaux 1899), in de Bibl. des Univ. du Midi, 3; Obras escogidas, ed. A. del Rio, 2 dln (Madrid i940-’45), vols. 110 en in v. d. reeks„Clasicos Castellanos”.
Lit.: J. Juderias, G. M. d. J.: Su vida, su tiempo, sus obras, su influencia social (Madrid (1910 XVIII (Madrid 1936, Bibl. de la cultura española, 14), bevat, behalve een biografie en bibliografie van J., een studie van zijn werken en denkbeelden en een bloemlezing uit zijn oeuvre.