(Perugia 1512 — 30 Dec. 1572), architect uit de overgangstijd van de renaissance naar de barok, was volgens overlevering bij Michelangelo in de leer. Terwijl zijn bouwwerken in hun hoofdvormen een overzichtelijke geleding vertonen, is in de vaak zeer rijke ornamentatie, evenals bij Michelangelo, de barok reeds merkbaar.
Na werkzaamheid in Perugia (1542-’49) ging hij naar Genua waar een enorm oeuvre op zijn naam staat: de Santa Maria in Carignano (1552, een centraal aangelegde koepelkerk), een groots uitbreidingsplan met haven en versterkingen, vele paleizen, vooral langs de Strada Nuova (nu Via Garibaldi) o.a. Palazzo Cambasio, Pal. Lercari Parodi, Pal. Spinola, Pal. Sauli (1555, dat een hoofdwerk te noemen is, nu verhaspeld) en enige villa’s, waarvan de niet meer bestaande Villa Grimaldi door tijdgenoten zeer werd geroemd. Belangrijke werken te Milaan zijn nog de uitbreiding van het Palazzo Marini (1553) en de voorgevel van de Santa Maria presso San Celso (1564).Lit.: Thieme-Becker, Künstlerlexikon I (1907).