Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Friedrich Adolf LAMPE

betekenis & definitie

Protestants godgeleerde (Detmold 18 of 19 Febr. 1683-Bremen 8 Dec. 1729), predikant in Duitse gemeenten, werd in 1720 hoogleraar te Utrecht in de dogmatiek, later ook in de kerkgeschiedenis. In 1727 nam hij een professoraat te Bremen aan.

Lampe verbond de foederaaltheologie van Coccejus met piëtistische innerlijkheid: hij onderscheidde in het genadeverbond 7 trappen, waarlangs de ziel vordering maakt in de heiliging. In zijn prediking richtte hij zich tot verschillende groepen: onwetenden, onboetvaardigen, burgerlijke Christenen, overtuigden en gelovigen. Beschuldigd van onrechtzinnigheid in de triniteitsleer, geraakte hij in een polemiek met Fruytier. Hoewel geestelijk verwant aan de Labadisten, was Lampe afkerig van hun separatisme. Zijn volgelingen noemden zich Lampeanen.Bibl.: Das Geheimnis des Gnadenbundes (Bremen 1712, Ned. vert.: De verborgentheit van het genaade-verbond, 1717); Der heilige Braut-Schmuck der Hochzeit-Gäste des Lamms (Bremen 1712,Ned. vert.: Het heylig bruydt-cieraat der bruyloftsgasten des Lams, Amsterdam 1720). Ook dichtte hij geestelijke liederen.

Lit.: O. Thelemann, F. A. L. (1868); G. Schrenck, Gottesreich und Bund im ält. Prot. (1923); Biogr. Wdb. v. Prot. Godgel., V (1943). blz. 5 4-5 9, alwaar overige lit.

< >