Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

FREYR

betekenis & definitie

is in de Oudnoorse mythologie een der voornaamste goden, die met Njord en Freyja tot de Wanen behoort; hij bezit een voortreffelijk paard, een zwaard dat vanzelf strijdt, het schip Skidbladnir, dat door de lucht kan varen en samengevouwen in de zak kan worden bewaard. Het laatste attribuut houdt misschien verband met de schepen die in de heidense cultus, bij het aanbreken van de lente, door het land werden gevoerd om vruchtbaarheid te wekken.

Hij woont in Alfheim en hij rijdt op de gouden ever Gullinbursti. Deze attributen zijn voor een deel van sprookjesachtige aard.MYTHEN

Van hem zijn niet veel mythen overgeleverd. Een Edda-gedicht vertelt van zijn liefde voor de reuzendochter Gerd, die door zijn dienaar Skirnir voor hem gewonnen wordt. Een andere dienaar van hem heet in de Edda Byggyir; deze was vermoedelijk een godheid van het gerstgewas. Ook wordt verteld, dat hij zijn zwaard verloren had; vandaar dat hij in een gevecht met de reus Beli zich met een hertshoorn moest verdedigen.

Bij de strijd aan het eind van de wereld zal hij zijn zwaard deerlijk missen, wanneer hij tegen Surt vechten moet (z Ragnarok).

CULTUS

Talrijke gegevens zijn er, dat hij in Scandinavië vereerd werd. Het middelpunt schijnt Zweden te zijn; Adam van Bremen vertelt reeds van de tempel te Uppsala, waar drie godenbeelden opgesteld waren; onder deze noemt hij dat van Fricco, afgebeeld met een attribuut, dat aan zijn karakter van vruchtbaarheidsgod geen twijfel openlaat. Hem werden mensenoffers gebracht, bij het sluiten van huwelijken werd hij aangeroepen. Uit een latere bron horen wij van een rituele rit door het land, waarbij een priesteres, op een wagen gezeten, geacht werd met de god te verkeren en de vruchtbaarheid der akkers te bevorderen; eenzelfde ritueel dus als Tacitus ons van Nerthus bericht.

Ook uit de plaatsnamen blijkt zijn overvloedige verering in de kerngebieden van Zweden. In Noorwegen is zijn cultus daarentegen beperkt tot het gebied om Trondhjem; reeds de Oudnoorse overlevering wist te vertellen, dat de verering van Freyr daarheen uit Zweden was overgebracht, hetgeen ook door andere overwegingen wordt gesteund. Ook hier is hij de god der vruchtbaarheid, aan wie paarden geheiligd zijn. Eindelijk weten wij, dat aan de Oostkust van Ijsland de cultus van Freyr voorkwam; hier horen wij ook van enige bijzonderheden, o.a. van een hem gewijd paard Freysfaxi, dat door niemand bereden mag worden.

Als in de bekeringstijd sommige dichters hun afkeer van de oude goden uitspreken, komt zijn naam daar steeds onder voor. De gewijde dronken bij het midwinterfeest werden gebracht aan Odin, Freyr en Njord en van de laatste twee smeekte men „vrede en vruchtbaarheid” af. In eed- en vloekformules wordt hij eveneens genoemd.

BETEKENIS

Uit de bronnen blijkt duidelijk, dat hij een god van vruchtbaarheid is. Zijn naam betekent „eerste, heer, vorst” en is dus niet anders dan een bijnaam van een god, die daarnaast vele andere namen kan hebben gehad. Het nauwe verband met Njord leidt tot de conclusie, dat hij een jongere vorm van deze veel oudere god is. De rituele handelingen zijn die van primitieve landbouwceremoniën, waarbij het rondvoeren van een ploeg (z Gefjon) of van een godenbeeld, de vruchtbaarheid aan de akker moet mededelen.

Uit het bericht van Adam van Bremen kan men afleiden, dat de cultus, die hem in Uppsala gebracht werd, van min of meer orgiastische aard is geweest, waardoor wij hem kunnen plaatsen naast die van Dionysos, Attis, Kybele en andere vruchtbaarheidsgoden. Dit is op zichzelf geen reden aan ontlening van elders te denken; het is zeer goed verenigbaar met de kuisheid, die de Romeinse schrijvers van de Germanen prijzen, dat zinnelijke uitspattingen bij vruchtbaarheidsriten voorkwamen. Daarvan vinden wij reeds aanwijzingen in de rotstekeningen van de bronstijd en de sporen in latere volksgebruiken.

HERKOMST

In Scandinavië ging de ontwikkeling van Zweden naar Noord-Noorwegen en van daar naar Ijsland. Dit moet niet zo uitgelegd worden, dat deze vruchtbaarheidscultus zelf in historische tijd zich uitbreidde, maar alleen dat een bepaalde jongere vorm, waarbij de god als Freyr werd aangeduid, uit Zweden werd overgedragen naar andere Scandinavische volken. De tijd daarvoor zal waarschijnlijk tevens die geweest zijn van de grootste machtsontwikkeling der Zweden, dus omstreeks de 6de en 7de eeuw. Maar er zijn aanwijzingen, dat deze cultus in Zweden ook weder van elders is gekomen.

De overeenstemming met de verering van Nerthus is daarvoor geen bewijs; immers hier betreft het veeleer Njord, van wie Freyr later de erfgenaam is geworden. Maar als mythische voorvader van de Zweedse koningen heet hij Yngvifreyr, waarnaar de vorsten zelf weer Ynglingar genoemd worden. Dit Yngvi nu is niet te scheiden van de naam Inguaeonen, die een deel der Westgermaanse stammen in de Romeinse tijd gedragen hebben. Het Oudengelse runengedicht vertelt, dat Ing het eerst bij de Oost Denen vereerd werd; dit wijst ook op een ontwikkelingsgang van het Z.W. naar het N.O.

Indien de stammen aan de Noordzee ook een godheid Frö vereerd hebben, zou men zich kunnen denken, dat de Inguaeoonse Frö als Yngi-Freyr werd overgenomen. Maar Yngvi kan ook zelf als stamgod, aan wie een vruchtbaarheidscultus werd gebracht, naar Zweden zijn overgebracht, en eerst daar met het epitheton Freyr vereerd zijn. In elk geval bewegen wij ons, bij al deze onderstellingen, op zuiver Germaans gebied. Er is weinig aanleiding om daarnaast invloeden uit Z.O.-Europa aan te nemen, die dan door de bemiddeling der Goten (z Freya, runen en Germaanse godsdienst) zouden hebben gewerkt, al kunnen enkele bijzonderheden in mythen van Freyr (bijv. het motief van de hertshoorn) van daar ontleend zijn.

In de sagen is hij meermalen onder de naam Frodi vermenselijkt.

< >