stad in Württemberg, op 729 m hoogte, aan de oostelijke uitlopers van de Kniebis en aan de spoorlijn Schiltach-Eutingen, telt (1939) 10999 inw. (meest Evangelisch).
Freudenstadt is in de eerste plaats een badplaats en middelpunt van de wintersport (jaarlijks ca o 000 bezoekers); daarnaast telt het allerlei industrieën (o.m. katoen- en zijdespinnerijen, meubelmakerijen, vervaardiging van flanel, messen, spijkers en glas, graanmalerij, brouwerijen en branderijen) en heeft voorts handel in hout en landbouwproducten. De stad werd in 1599 door hertog Frederik I von Württemberg gesticht, heette eerst Friedrichsstadt en werd bevolkt met uit Oostenrijk, Süermarken en Karinthië verdreven Protestanten. Zij werd gebouwd volgens een merkwaardig regelmatig plan, als een groot vierkant met straten die elkander rechthoekig kruisten, en in het midden een groot vierkant plein, waarop zich het hertogelijk paleis bevond.
De „Altstadt” werd in Wereldoorlog II geheel verwoest. Heinrich Schickhardt de Jonge was de bouwmeester van de eigenaardige evangelische „Stadtkirche” in Gothickachtige Renaissancestijl (1601 -’08); de kerk, die in Wereldoorlog II zware brandschade heeft geleden maar desondanks hersteld wordt, heeft de vorm van een winkelhaak, d.w.z. twee schepen van gelijke grootte (ca 37 bij 15 m) raken elkaar in een rechte hoek. Van het rijke interieur zijn de stuc-reliëfs met bijbelse scènes door Gerhard Schmidt (1606) en een na Wereldoorlog II gerestaureerde Romaanse, in hout gesneden polychrome lezenaar van groot belang.
Lit.: D. Chandler, Fr. and environs (Freudenstadt 1936) , M. Eimer, Geschichte der Stadt Freudenstadt (1937).