Engels marineofficier en Poolreiziger (Londen 17 Febr. 1796 - 29 Nov. 1856), nam als 22-jarig adelborst deel aan Franklin’s tocht naar de Poolzee, een jaar ater aan Parry’s reis met de „Hecla”; in 1821 doorvorste hij onder Smyth de Grote Syrte. In 1825 kreeg hij het bevel over de „Blossom”, welke de Beringstraat moest exploreren, samen met Franklin en Parry die dezelfde taak van het Oosten uit hadden te volbrengen.
Hij passeerde de Straat en drong door tot 710 23' 31 * N.Br. en 156° 21' 30' W.L., een punt bereikend op slechts 146 zeemijlen ten W. van dat, bereikt door Franklin’s expeditie van de Mackenzierivier uit. De reis duurde meer dan drie jaar; in die tijd ontdekte Beechey verscheiden Pacific-eilanden en een uitstekende haven nabij kaap Prince ofWales. In 1831 verscheen zijn reisverhaal onder de titel Narrative of a Voyage to the Pacific and Bering’s Strait to co-operate with the Polar Expeditions, 1825-28. Van 1835 tot 1837 was hij, nu kapitein-ter-zee, werkzaam bij de Kustcontröle voor Zuid-Amerika, van 1837 tot 1847 voor de kusten van Ierland. In 1850 werd hij voorzitter van het marine-departement van de Board of Trade; in 1854 volgde zijn bevordering tot schout-bij-nacht. Een jaar voor zijn dood werd hij president van de Royal Geographical Society.