Engels componist van Duits-Nederlandse afstamming (Bradford 29 Jan. 1863 - Grez sur Loing 10 Juni 1934), werd door zijn vader voor de handel bestemd, begon ten gevolge daarvan muzikaal als autodidact,-in 1886 werd hij ingeschreven aan het conservatorium te Leipzig bij Reinecke en Jadassohn, maar deze studie bevredigde hem weinig. Van groter belang was voor hem, dat hij daar Grieg en Busoni leerde kennen.
Vooral Grieg heeft hem beïnvloed en geinspireerd. In 1890 vestigde hij zich in Parijs, doch leefde daar in afzondering. Zeven jaar later trok hij zich terug in het dorp Grez sur Loing, waar hij tot 1924 een uiterlijk weinig bewogen leven leidde. In dat jaar trof hem een verlamming, die hem het gebruik van ogen en handen ontnam.
Zijn secretaris, Eric Fenby, bedacht voor de blinde invalide een manier van muziekdictaat en noteerde zijn laatste werken, o.a. de Songs of Farewell voor dubbelkoor en orkest.Delius schreef intieme lyrische muziek van pastoraal karakter. Evenals zijn muzikale mentor Grieg uitte hij zich het zuiverst in kleine stemmingsvolle fantasieën. Zijn grote werken (concerten, sonates) zijn dan ook feitelijk rhapsodische aaneenschakelingen van zulke lyrische momenten.
Composities: opera’s: Koanga, A village Romeo and Juliet, Margot la Rouge, Fennimore, The magic Fountain, Irmelin; toneelmuziek bij Hassan; voor koor en orkest: The song of the high hills, Songs of sunset, Seadrift, A mass of life, Appalachia, Requiem, Songs of Farewell; voor orkest: Over the hills, Norwegian suite, Paris, A Dance Rhapsody, In a summer garden, Brigg fair, Eventyr, North country sketches, Night on the river, Song before sunrise, In London town, A song of summer; concerten voor piano, viool en violoncel en een dubbelconcert voor viool en violoncel; kamermuziek; 3 vioolsonates, een violoncelsonate en een strijkkwartet; liederen, koorwerken en pianomuziek.
Lit.: M. Chop, Frederick Delius (1907); E. Fenby, D. as I knew him (1936); A. L.
Bacharach, British Music of our Time (1946).