Sir, Engels classicus (Londen 15 Jan. 1863), studeerde te Oxford en was van 1889-1930 verbonden aan het British Museum, eerst als assistent, in 1898 als conservator van de handschriften-afdeling en sedert 1903 als directeur en eerste bibliothecaris; van 1917— 1921 was hij voorzitter en sedert 1930 secretaris van de Royal Academy. Kenyon houdt zich als uitstekend philoloog en palaeograaf vooral bezig met de bestudering van literaire en bijbelse papyri en de verwerking der daardoor verstrekte gegevens.
Bibl. (voorn. werken): Aristotle’s Constitution of Athens (London 1891; revised ed. Oxford 1920); Classical Texts (Herodas, Hyperides etc.) from Papyri in the British Museum (London 1891); Bacchylides (London 1897); Hyperides (London 1907); Catalogue of Greek Papyri in the British Museum, vol. I—III (London 18931907); Palaeography of Greek Papyri (London 1899); Handbook to the Textual Criticism of the New Testament (London 1901, 2de dr. 1912); The Chester Beatty Biblical Papyri I-VIII (London 1933_1941); Our Bible and the ancient Manuscripts (London 1939); The Bible and Archaeology (London 1940); The Bible and Modem Scholarship (London 1948). Op het gebied van moderne lit. uitg. van de brieven en gedichten van R. en E. B. Browning.