Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FERDINAND (Aragon)

betekenis & definitie

naam van enige koningen van ARAGON.

Ferdinand I, de Rechtvaardige (30 Nov. 1373 - Igualada 2 Apr. 1416), koning van Aragon en Sicilië, tweede zoon van koning Jan I van Gastilië en van Leonora van Aragon. In 1407 streed hij voorspoedig tegen de Moren, veroverde in 1410 Antequera en andere naburige vestingen en verkreeg van zijn tijdgenoten de naam van Ferdinand van Antequera. Na de dood van koning Martinus van Aragon (1410) ontstond in Aragon, Catalonië en Valencia een hevige strijd om de opvolging. De twee pretendenten waren Ferdinand en zijn neef Jacob, graaf van Urgel. Vooral door toedoen van de monnik Vincent Ferrer en paus Benedictus XIII viel de keuze van de Cortes der drie rijken, te Caspe bijeengekomen, op Ferdinand (25 Juni 1412). Nadat deze gehuldigd was, versloeg hij in 1413 de graaf van Urgel, die steun had gevonden bij de hertog van Clarence, zoon van de Engelse koning, Hendrik IV. Urgel stierf in gevangenschap. Ferdinand werd door paus Benedictus XIII beleend met Sicilië en Sardinië en slaagde er in ook hier alle tegenstand te overwinnen. Hij herstelde de rust in zijn rijken, terwijl hij door ’t huwelijk van zijn zoon troonopvolger Alfonsus (V) met Maria van Castilië trachtte de eenheid van Spanje te bevorderen. Hij erkende eerst, tijdens het schisma, Benedictus XIII als paus maar trachtte vervolgens deze, ter wille van de vrede in de Kerk, tot nederlegging zijner waardigheid te bewegen, hetgeen Benedictus XIII weigerde.

Lit.: L. Jiménez Fayos, El Compromiso de Caspe (1912); L . Sanchez Bonal, Historia del Compromiso de Caspe (1912).

Ferdinand II, de Katholieke (Sos 10 Mrt 1452 - Madrigalejo 23 Jan. 1516), koning van ARAGON (als koning van Castilië Ferdinand V) was de tweede zoon van Johan II van Aragon en kreeg eerst na de dood van zijn oudere halfbroer en nadat hij zijn vader tot de erkenning had genoopt, het recht op de troon: in 1461 erkenden de Cortes van Catalonië en van Aragon hem als opvolger. Tegen de wil van koning Hendrik IV van Castilië, huwde hij met diens zuster, prinses Isabella. Het huwelijk werd 19 Oct. 1469 in het geheim te Valladolid gesloten. Onmiddellijk na de dood van Hendrik IV (1474) liet Ferdinand (sinds 1471 reeds koning van Sicilië) zich door Isabella als mederegent van Castilië erkennen. Eerst moest hij strijd voeren met de koning van Portugal, Alfonsus V, die zich met Johanna „Beltraneja”, de dochter van Hendrik IV van Castilië, had verloofd, in de hoop op deze wijze het gehele schiereiland onder zijn scepter te verenigen. Alfonsus, in de slag van Toro verslagen, deed afstand van zijn aanspraken (1476), maar de strijd voor en tegen Beltraneja werd tot 1479 voortgezet. 19 Jan. 1479 werd Ferdinand, door de dood van zijn vader, koning van Aragon en graaf van Catalonië. In 1505 huwde hij met Germaine van Navarre-Foix en verenigde in 1512 het zuidelijke deel van het koninkrijk Navarre met Aragon. In 1492 werd door de Castiliaanse troepen Granada veroverd: Ferdinand regeerde dus ten slotte over het gehele tegenwoordige Spanje, dat echter ook toen nog slechts een personele unie van vier koninkrijken vormde. Doordat Ferdinand en Isabella voortdurend optraden in naam van het gehele rijk, werd toch onder hen de grondslag voor de eenwording gelegd en mag men sinds hun regering van het „Spaanse Rijk” spreken.

Eén waren de vorsten in de doelstelling hunner regering: de macht van Spanje en van de vorst te vestigen, de (Katholieke) Kerk de volledige alleenheerschappij te geven en deze uiterlijk tot grote bloei te brengen. Isabella werd hierbij het meest geleid door religieuze motieven. Met andere „renaissancevorsten” deelden deze ,,Katholieke koningen” (zoals het Spaanse volk hen bij voorkeur noemt, een titel, die ook andere Spaanse vorsten toekomt) hun liefde voor kunst en wetenschappen, hoewel zij niet die verkwistende grootdoenerij toonden van vele Italiaanse tijdgenoten. Aan hun hof leefden vele Humanisten en de grote bloei van de Spaanse literatuur begint onder hun regering.

De buitenlandse politiek werd vrijwel uitsluitend door Ferdinand gevoerd; als doel stelde hij zich daarbij in de eerste plaats de Spaanse (Aragonese) macht in het westelijk bekken van de Middellandse Zee uit te breiden en voorts aan Spanje een goede positie in Europa te verschaffen. Voor dit laatste bewerkte hij verschillende huwelijken: zijn oudste dochter, Isabella, huwde achtereenvolgens prins Alfonsus en prins Manuel van Portugal; zijn enige zoon Johan huwde met Margaretha van Bourgondië (z Margaretha van Oostenrijk); stierf reeds in 1497; de tweede dochter Johanna werd de gemalin van Philips de Schone, en de jongste, Catharina, huwde met prins Arthur van Engeland en, na diens vroege dood, met Hendrik (VIII). Met de vader van zijn schoonzoon Philips stond hij vaak op gespannen voet, omdat beiden Italië wilden beheersen. Hier richtte Ferdinand, nadat hij de Moren uit Granada had verdreven, zich eerst tegen Karel VIII van Frankrijk, toen deze Napels veroverde. Hij verbond zich in 1495 met de paus en slaagde er in zijn neef Ferdinand II in dit koninkrijk te herstellen, maar in 1500 verbond hij zich met Lodewijk XII om gezamenlijk Napels te veroveren, wat in 1501 gelukte. Van het condominium kwam echter niets: in 1503 veroverde Ferdinands veldheer Gonsalvo de Cordoba het gehele koninkrijk. Ferdinand sloot zich voorts aan bij de Liga van Kamerijk (1508), met Frankrijk tegen Venetië. Hij sloot zich echter in 1511 aan bij de Heilige Liga, die Frankrijk uit Milaan moest verdrijven en nadat dit geslaagd was, sloot Aragon in 1515 vrede met Lodewijk XII, maar Ferdinand kon niet verhinderen, dat Frans I na de slag bij Marignano, zowel Milaan bezette als Genua onderwierp, terwijl zijn kleinzoon Karel (V), een zelfstandige politiek voerend, zich dadelijk bij deze Franse veroveringen neerlegde.

Intussen was de verovering van Zuid-Amerika begonnen en had ook aan Ferdinand grote voordelen gegeven, al kwamen deze vnl. aan Castilië ten goede. Persoonlijk heeft Ferdinand zich hiermee minder bemoeid. De strijd tegen de Mohammedanen in Noord-Afrika werd met succes gevoerd, en o.a. in 1509 Oran veroverd.

Ook grotendeels onder zijn leiding stond de binnenlandse politiek, die er op gericht was de vorstelijke macht te versterken en Spanje eindelijk, na eeuwen van onderlinge strijd, rust en orde te geven. Tegen de hoge Castiliaanse adel werd in de eerste 10 jaren na 1474 een formele oorlog gevoerd. Het partijkiezen van velen van deze edelen voor de koning van Portugal gaf aan Ferdinand een goed voorwendsel om met kracht tegen de gehele stand op te treden. Geheel onderworpen werd de adel, doordat Ferdinand zich liet kiezen tot grootmeester van de grote ridderorden van Sant Jago, Alcantara en Calatrava; waardoor hij onbeperkte beschikking kreeg over de enorme rijkdommen van deze orden en hun afzonderlijke privileges alle betekenis verloren. Een machtig middel in de strijd tegen willekeur en roverij was ook de in 1476 gestichte Santa Hermandad: een hervorming van de oude„hermandads”, door de steden georganiseerd ter handhaving van de landvrede. De Heilige Hermandad gaf aan Ferdinand de gelegenheid een betrouwbaar politieleger te organiseren, in districten verdeeld, waarmee snel overal kon worden opgetreden. Zij betekende ook een koninklijk instrument om de steden meer afhankelijk te maken. In 1498 was de rust zodanig hersteld, dat de Heilige Hermandad een eenvoudige districtspolitie kon worden.

De adel, hoog en laag, was ook hierdoor van de vorst afhankelijk gemaakt, doordat een staand leger werd georganiseerd, in de trant der benden van ordonnantie in Frankrijk en de Nederlanden. Aldus ontstond een feitelijk absolutisme in Spanje, 150 jaar vóór Frankrijk. Tot dit absolutisme droeg ook bij de instelling van de Spaanse inquisitie*. Door een voordelig concordaat (1485) wist Ferdinand ook grote invloed te verkrijgen op de uitgifte van de prebenden, waardoor hij de beschikking kreeg over een groot deel van de inkomsten van de kerk. Het optreden tegen de Moren (Morisco’s) en Joden (Maranen) betekende het begin van het verval der Spaanse welvaart, dat onder Philips II definitief intrad, onder Ferdinand en Karel nog tijdelijk opgehouden dank zij de baten uit Indië en Amerika. Na de dood van Isabella (1504) en van Philips de Schone (1506) voerde Ferdinand met uitsluiting van zijn dochter Johanna (de waanzinnige) de regering over Castilië geheel zelfstandig, als regent van zijn kleinzoon Karel.

DR H. A. ENNO VAN GELDER

Lit.: H. W. Prescott, History of the reign of Ferdinand and Isabella the Gatholic of Spain (3 vol., 1838); J. K. Mariéjol, L’Espagne sous F. d. I. (Paris 1892); V. Balaguer, Los Reyes Católicos (1892); J. Perez de Guzman y Gallo, Dogmas de la política de Don Fernando el Católico (1906); Ballesteros y Beretta, Historia de España, III (1922); R. Altamira, Historia de Espana, II (1930); Idem, Histoire de l’Espagne (Paris 1935).

< >