(1, Latijn = band) wordt voor verschillende soorten banden gebruikt. Een witte fascia werd door de lauwerkrans of om de koningskroon gestrengeld.
Men omwond de benen met beenbanden (fasriae crurales), terwijl bij de kleding van de vrouwen de borstband (fascia pectoralis) een belangrijke rol vervulde. Deze werd onder de tunica gedragen om steun te geven. Kinderen werden dadelijk na hun geboorte stijf in banden gesnoerd om scheefgroeien te voorkomen. Ook werden fasciae gebruikt voor wonden. Fascia is in de Romeinse architectuur een deel van de architraaf.(2, anatomie), in de ontleedkunde de gemeenschappelijke naam van veelal dunne bindweefselvliezen die spieren, spiergroepen, organen of lichaamsdelen omgeven. Over het algemeen is een fascie in alle richtingen even sterk, doordat de collagene bindweefselvezels in alle richtingen verlopen. Soms is een fascie in één richting versterkt, wanneer bijv. een spier in deze richting aan de fascie kan trekken. Dit vinden wij bijv. aan de brede fascie die de dijspieren te zamen omgeeft en waaraan de grote bilspier is vastgehecht. In verband daarmede is de fascie aan de buitenkant van de dij van boven naar onder versterkt.
Wanneer alle bindweefselvezels van een fascie min of meer evenwijdig lopen, spreekt men van een aponeurose; deze is dus in één richting sterker dan in alle andere richtingen. Smalle fascies gaan lijken op ligamenten (banden), de grens tussen beide is uiteraard niet scherp aan te geven.
De fascies hebben een belangrijke functie bij de bloedsomloop. Wanneer een spier zich samentrekt, wordt zij niet alleen korter, maar ook dikker. Daardoor wordt ter plaatse van de spierbuik de ruimte, die binnen de spierfascie niet door de spier wordt ingenomen, verkleind. Dit heeft tot gevolg dat de aderen en de lymphvaten, die het minste weerstand bieden, worden leeggedrukt. Afwisselende bewegingen, zoals het lopen, bevorderen dus de bloedsomloop, terwijl staan en zitten de bloedsomloop bemoeilijken. Voorts dienen de fascies voor aanhechting van spieren, wanneer ter plaatse het skelet onvoldoende oppervlak biedt.
Wanneer de fascie plaatselijk scheurt, spreekt men van een spierhernia (spierbreuk).
Onder fascia dentata hippocampi verstaat men allerminst een fascia in de bovenaangegeven zin, maar een grauwe, getande streep in de onderwand van de zijdelingse hersenkamers. In deze streep bevinden zich vezels die reukprikkels voortgeleiden.
DR A. DE FROE