(1) is een muziekinstrument behorende tot de houten blaasinstrumenten. De naam is afkomstig van het Italiaans fagotto = bundel, wegens de bouw uit twee gebundelde buizen.
Het instrument is vermoedelijk in het begin van de 16de eeuw in Italië ontstaan, werd een tijdlang „dulcian” genoemd en al spoedig als orkestinstrument gebruikt o.m. in 1659 bij de opera Pomone van Cambert.Tegenwoordig bestaat de fagot uit een samengeklapte, van gaten en kleppen voorziene houten buis, aangeblazen door een mondstuk met dubbel riet, hetwelk met een s-vormig metalen pijpje aan de buis is bevestigd. De omvang van het instrument is:
De lage tonen worden in de bassleutel genoteerd, de hoge tonen in Fagot de tenorsleutel. Tot de familie van de fagotten behoort ook de contrafagot, die een octaaf lager reikt, en de kwintfagot, die een kwint hoger staat. Het laatstgenoemde instrument is geheel in onbruik geraakt.