uit Kardia in Thracië, volgeling van Alexander de Grote en hoofd van diens kanselarij, schrijver der ephemerides en als Griek bij de Macedoniërs gehaat, bij de koning geliefd. Na Alexanders dood behartigde hij, in verbinding met de koningin Olympias, de belangen van diens zoon.
Door de rijksvizier Perdikkas tot stadhouder van Klein-Azië benoemd, streed hij tegen de Diadochen* voor Perdikkas. Na diens dood werd hij vogelvrij verklaard, werd door Antigonos in Nora belegerd (319), maar ging na Antipaters dood tot Antigonos over, later echter naar diens vijand Polyperchon. Hij moest nu voor Antigonos naar Babylonië en verder naar het O. vluchten, werd eindelijk bij Gabiëne verslagen en gevangen genomen (317) en in 316 gedood.Lit.: A. Vezin, Eumene von Kardia, diss. Tübingen (1907).
